Bouwbesluit Online 2012


6.4. Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit (aanscherping energieprestatiecofficiënt voor woningen en woongebouwen 1998)

Financiële gevolgen Voor woningen en woongebouwen is aan de hand van een viertal referentiewoningen en twee referentiewoongebouwen nagegaan welke financiële consequenties de aanscherping van de epc heeft (PRC Bouwcentrum bv rapport "Kostenconsequenties aanscherping vereiste epc voor woningen van 1,4 naar 1,2", juni 1997). Uit de resultaten van de uitgevoerde berekeningen blijkt dat een epc van 1,2 of minder voor alle onderzochte woningtypen (met verschillende combinaties van energiebesparende maatregelen) gerealiseerd kan worden. Van de onderzochte woningen variëren de meerkosten van vijf van de zes woningtypen tussen de ƒ 965,- en ƒ 1.860,-. Voorts is becijferd dat het effect op de woonlasten voor de onderzochte woningen varieert van een besparing van ƒ 50,- per jaar tot een verzwaring van ƒ 16,- per jaar. Voor onderzochte etageflat komen echter sterk afwijkende cijfers naar voren. Het gaat hier om een meerinvestering van ƒ 380,- per woning resulterend in extra woonlasten van ƒ 652,- per jaar. De in dit onderzoek betrokken etageflat is qua ontwerp in relatie tot energiebesparing zeker niet optimaal. Bij het ontwerpen van dit soort woongebouwen zal in het vervolg extra aandacht moeten worden besteed aan de invloed van het ontwerp op de te nemen energiebesparende maatregelen.

De in het onderhavige besluit voorgeschreven epc, leidt tot een energiebesparing van 10-15% ten opzichte van het huidige niveau aan energieverbruik. De kosten-batenverhouding tussen enerzijds de toename van de bouwkosten en anderzijds de verlaging van de energielasten is, gegeven het feit dat de kosten in tien jaar worden terugverdiend, acceptabel te noemen. De hiervoor genoemde energiebesparingspercentages zijn berekend aan de hand van gebouwgebonden kenmerken bij een genormeerd gebruik van die gebouwen. In werkelijkheid is het energiegebruik niet alleen afhankelijk van gebouwgebonden kenmerken, maar ook van het gebruikersgedrag, zoals het omgaan met bijvoorbeeld gebouwgebonden installaties en het open laten staan van ramen en deuren. Per woning, niet gelegen in een woongebouw, of woongebouw zal daarom de werkelijke energiebesparing verschillen. In het gememoreerde onderzoeksrapport is een vergelijking gemaakt tussen het energiegebruik van gebouwen die voldoen aan de vigerende regelgeving en het energiegebruik van diezelfde gebouwen, maar dan bouwtechnisch aangepast aan het onderhavige besluit. Omdat voor beide situaties is uitgegaan van een identiek, genormeerd gebruikersgedrag, zoals dat aan NEN 5128 ten grondslag ligt, zijn genoemde besparingspercentages als reële verwachting te beschouwen.

Wetgevingstoets De bedrijfseffecten kunnen, gebaseerd op het door BBB Bestuurs- en beleidsadviezen bv opgestelde rapport "Onderzoek milieu- en bedrijfseffectentoets voorgenomen aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor woningen in het Bouwbesluit (juni 1997) als volgt worden samengevat:

1.Voor welke categorieën bedrijven heeft de ontwerp-regelgeving bedrijfseffecten?

Het onderhavige besluit is van belang voor de volgende categorieën uit het bedrijfsleven:

  • opdrachtgevers: bouwondernemers, projectontwikkelaars en beleggers;
  • ontwerpend bouwbedrijf: architecten en raadgevende ingenieurs;
  • uitvoerend bouwbedrijf: aannemers;
  • toeleveranciers.

2.Hoeveel bedrijven worden daadwerkelijk met de ontwerp-regelgeving geconfronteerd?
Architecten- en technische ontwerp- en adviesbureaus 7.491
aannemersbedrijven incl. installatiebedrijven 25.053
minder dan tien werknemers: 21.649
minder dan honderd werknemers: 3.173
meer dan honderd werknemers: 231
3.Wat zijn voor de betrokken bedrijven de meest waarschijnlijke aard en omvang van de kosten en baten?
a.het structurele dan wel eenmalige karakter van de effecten

Het gaat om aanscherping van een bestaande eis met behoud van de bestaande bepalingsmethode. Aan het zich eigen maken van de aangescherpte epc zijn dan ook geen kosten verbonden. Wat de structurele kostenconsequenties betreft voor woningen en woongebouwen geldt het gestelde in paragraaf 5 "Financiële gevolgen" van het algemeen deel van de toelichting. De grotere ontwerpbureaus zullen met de verdere aanscherping van de epc in de vorm van een bouwkundige uitwerking minder moeite hebben dan de kleine ontwerpbureaus. Deze laatsten zullen wellicht vaker zijn aangewezen op ondersteuning van ter zake deskundige adviesbureaus. Voor specifieke gevallen zal door de ontwerpers mogelijkerwijs ook meer een beroep moeten worden gedaan op adviesbureaus.

b.de onderverdeling tussen financiële en nalevingseffecten

Omdat de aangescherpte eis uniform zal gaan gelden, zal het effect op de naleving ervan optimaal zijn en zal de onderlinge concurrentiepositie van bedrijven hier niet door beïnvloed worden.

Het verder aanscherpen van de epc leidt tot het toepassen van betere isolatie van de schil van gebouwen, met name waar het gaat om de ramen. Voorts leidt het tot, vanuit energiezuinigheid gezien, tot betere klimaatbeheersingsinstallaties. Dit heeft een verhoogde inspanning van de in die sector actieve branches tot gevolg. Daarnaast vormt het aanscherpen van de epc een stimulans om te komen tot verdere innovatieve ontwikkelingen rondom energiebesparing van gebouwen.

c.de onderbouwing en de onzekerheidsmarges van de kosten en baten

Zie de antwoorden op de vragen a en b.

d.de gelijkmatigheid in de verdeling van de effecten tussen (categorieën) bedrijven

De effecten zullen voornamelijk zichtbaar zijn bij de bedrijven die energiebesparende bouwproducten leveren.

e.de gevolgen voor de omvang van de administratieve lasten

Er treedt geen verandering op in de administratieve lasten, omdat het een aanscherping betreft van een reeds bestaand voorschrift.

4.Hoe verhouden de kosten en baten zich tot de draagkracht van het betrokken bedrijfsleven?

Er is geen reden te veronderstellen dat het aanscherpen van de eis de draagkracht van het betrokken bedrijfsleven beïnvloedt. De meerkosten zijn, voor zover daarvan sprake is, per woning gering dan wel staan in redelijke verhouding tot de daarvan te verwachten milieuwinst. Met de aanscherping van de epc nemen de bouwkosten toe en daarmee ook de huurkosten. De exploitatiekosten zullen echter afnemen. In het geval sprake is van een optimaal ontwerp zullen de kosten en baten door de bank genomen in evenwicht zijn. Niet in alle gevallen worden de kosten gemaakt door de partij die ook de baten krijgt. De huurverhoging en de besparing op de woonlasten zullen elkaar in het algemeen redelijk in evenwicht houden.

5.Wat zijn de gevolgen voor het energieverbruik en de mobiliteit?

Het voorschrift van het onderhavige besluit heeft geen betrekking op mobiliteit.

De milieu-effecten kunnen, gebaseerd op het door BBB Bestuurs- en beleidsadviezen bv opgestelde rapport "Onderzoek milieu- en bedrijfseffectentoets voorgenomen aanscherping energieprestatiecoëfficiënt voor woningen in het Bouwbesluit" (juni 1997) als volgt worden samengevat:

Energie

a.Het gasverbruik van nieuw te bouwen woningen daalt met 13,4% ten opzichte van de huidige nieuwbouw, het elektriciteitsgebruik verandert niet;
b.de totale besparing op het aardgasverbruik loopt op van circa 35 mln m3 over de periode van 1998 tot 2000, circa 100 mln m3 over de periode van 1998 tot 2005 en circa 150 mln m3 over de periode tot 2010;
c.de CO2-uitstoot neemt af met circa 70 kiloton over de periode van 1998 tot 2000, oplopend tot 300 kiloton over de periode van 1998 tot 2010;
d.van de besparingen is circa 5%-10% het gevolg van de toename van het gebruik van duurzame energie, met name zonneboilers;
e.voor de toenemende productie van isolatiematerialen wordt jaarlijks circa 0,5 PJ extra aan fossiele brandstoffen verbruikt.

Grondstoffen Voor de toenemende productie van glaswol is jaarlijks circa 10.000 ton extra zand nodig.

Emissies naar de lucht en de bodem De bijdrage van de woningbouw aan de NOx-emissie naar de lucht en de bodem neemt af met circa 1% in 2010;

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties