Bouwbesluit Online 2012


Artikel 2.3.

Het eerste lid van dit artikel regelt dat hoofddraagconstructies bij bepaalde calamiteiten hun dragende functie zodanig moeten kunnen behouden dat voortschrijdende instorting van het bouwwerk niet op kan treden, zij het dat na die calamiteit herstel van het bouwwerk mag plaatsvinden alvorens het weer mag worden gebruiktHet gaat hierbij om belastingen met een zeer kleine kans op voorkomen waarvan het effect echter niet zodanig mag zijn dat van een totale instorting van het bouwwerk sprake is.

In het tweede lid is een voorschrift gegeven voor het geval de standzekerheid van een bouwwerk (stabiliteit) mede is ontleend aan een naburig bouwwerk. Voor een niet in een woongebouw gelegen woning behoeft slechts een deel van de windbelasting door die woning zelf te worden opgenomen, indien de aangrenzende woningen de rest van de windbelasting naar de fundering afvoeren. Dit voorschrift is ook van toepassing op niet in een logiesgebouw gelegen logieseenheden. Om die reden moet er rekening mee worden dat het wegvallen van een aangrenzende woning of een aangrenzende logieseenheid niet onmiddellijk leidt tot het instorten van de te beschouwen woning of logieseenheid. Op grond van dit voorschrift moet de woning en de logieseenheid ten minste 20% van de extreme windbelasting kunnen opnemen. Het wegvallen van een naburig bouwwerk leidt er dan toe dat de rest van de woningen blijft staan en kan worden gestut, zodat verder gebruik daarvan mogelijk is zonder dat de geheel rij woningen of logieseenheden als verloren moet worden beschouwd.

Strikt genomen mag een woning of logieseenheid zijn stabiliteit niet mede ontlenen aan een aangebouwde garage of buitenberging. Dat is echter niet de bedoeling. De woning met aangebouwde garage moet voor de standzekerheid als één geheel worden gezien.

Uit het feit dat niet is aangegeven dat rekening moet zijn gehouden met het bijzondere belastingsgeval, veroorzaakt door het wegvallen van een belendend gebouw, in welk belastingsgeval NEN 6702 wel voorziet, voor andere bouwwerken, moet worden afgeleid dat elk ander niet tot bewoning bestemd gebouw en elke bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel op zichzelf moet staan. De stabiliteit van een gebouw mag niet zijn ontleend aan een op een ander perceel gelegen gebouw. In beginsel moet elke bouwwerk of samenstel van bouwwerken, gelegen op één perceel, op zichzelf stabiel zijn.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties