Bouwbesluit Online 2012


Artikel 2.116.

Dit artikel is er slechts op gericht om aan te geven welke ruimten in een subbrandcompartiment moeten liggen en welke ruimten er niet in behoeven te liggen.

Voor de plaats van een toilet- of badruimte, waaronder ook een bij zodanige ruimte behorende ruimte is begrepen, ten opzichte van een subbrandcompartiment mag een keuze worden gemaakt tussen:

  • het situeren ervan in een subbrandcompartiment zonder dat een inwendige scheidingsconstructie van die ruimte samenvalt met een scheidingsconstructie van het subbrandcompartiment (in dit geval geldt er geen eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag);
  • het zodanig situeren ervan binnen het subbrandcompartiment dat een scheidingsconstructie van de toilet- of badruimte samenvalt met de scheidingsconstructie van het subbrandcompartiment (in dit geval geldt voor die scheidingsconstructie wel de eis ten aanzien van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag), of
  • het situeren ervan buiten een subbrandcompartiment (in dit geval geldt de eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag niet, voor zover die weerstand wordt beschouwd vanuit de toilet- of badruimte).

Deze keuzevrijheid maakt het mogelijk om de toilet- of badruimten een geheel te laten vormen met een vluchttrappenhuis, dat buiten een subbrandcompartiment is gesitueerd.

Het doel van paragraaf 2.13 is een brand gedurende enige tijd binnen een brandcompartiment te houden. Daarmee zijn echter de personen die zich bij brand in het brandcompartiment bevinden waarin de brand is ontstaan niet direct geholpen. In sommige situaties, met name als er wordt geslapen en er geen of slechts een beperkt aantal personen wakend in het gebouw aanwezig is, is het nodig om een of meer ruimten binnen een brandcompartiment in een subbrandcompartiment onder te brengen. Als er dan brand ontstaat in een subbrandcompartiment, zijn alle andere buiten het subbrandcompartiment gelegen ruimten binnen het brandcompartiment nog enige tijd beschermd.

Subbrandcompartimenten zijn met name nodig bij ruimten waarin bijvoorbeeld mensen slapen. Het gaat dus niet om behandelafdelingen, zoals een polikliniek in een ziekenhuis. In het geval mensen slapen en er weinig mensen wakend aanwezig zijn om hulp te bieden hebben die mensen meer tijd nodig om een brandcompartiment te verlaten.

De begrenzing van een subbrandcompartiment moet voldoen aan voorschriften die in de artikelen 2.123 en 2.124 zijn gesteld. Deze voorschriften zijn vaak minder streng dan die voor het brandcompartiment waarin de subbrandcompartimenten liggen. Wanneer de grens van een subbrandcompartiment samenvalt met de grens van het brandcompartiment moet uiteraard aan beide voorschriften zijn voldaan.

Het eerste lid bepaalt voor een niet-gemeenschappelijke ruimte in bijvoorbeeld een woonfunctie (met uitzondering van eengezinswoningen met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 500 m2), een slaapruimte in een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang jonger dan 4 jaar of voor 24-uursopvang, een celfunctie, hotelkamers en vakantiewoningen, dat deze in een subbrandcompartiment moeten liggen. De bedoeling is dat de groep van niet gemeenschappelijke ruimten als geheel (voorheen woning, logiesverblijf en cel) als één subbrandcompartiment functioneert. Ook de gemeenschappelijke verblijfsgebieden van een woongebouw en een logiesgebouw zullen als subbrandcompartiment moeten zijn ingericht.

Bij cellen behoeft bijvoorbeeld een binnen een cellenblok (een gesloten gedeelte van een cellengebouw, dat twee of meer cellen bevat) gelegen gemeenschappelijke ruimte, zoals een ontspanningsruimte, niet in een subbrandcompartiment te liggen. Van een gezondheidszorgfunctie behoeven uitsluitend de verblijfsruimten voor bedgebonden patiënten in een subbrandcompartiment te liggen. Hieronder vallen verpleegkamers met inbegrip van eventueel aanwezige nevenruimten zoals een badruimte, op een verpleegafdeling van een ziekenhuis of de woon-/slaapruimten in tehuizen voor bewoning met dwangverpleging worden aangemerkt als een subbrandcompartiment. De op zo'n afdeling eventueel aanwezige zusterpost of recreatiezaal behoeft echter niet als subbrandcompartiment te zijn aangemerkt. Bij bepaalde verpleegafdelingen, waar sprake is van permanente bewaking, zoals bij een intensive care-afdeling, mogen die afdeling en de daarbij behorende nevenruimten als één subbrandcompartiment worden aangemerkt. Bij permanente bewaking kan het aanwezige personeel, zo nodig, de patiënten direct in veiligheid brengen door deze naar het voorgeschreven aangrenzende brandcompartiment over te brengen.

In het betreffende subbrandcompartiment van een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang mogen wel andere ruimten liggen dan de slaapruimten, zoals een speelruimte, mits de totale omvang van het subbrandcompartiment niet uitgaat boven het gestelde in artikel 2.117, zesde lid.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties