Bouwbesluit Online 2012


Artikel 2.135.

Voor het veilig kunnen vluchten uit een gebouw bij brand is het nodig dat er voorzieningen worden getroffen om de verspreiding van rook door het gebouw te beperken. Meer in het bijzonder gaat het erom, dat rookvrije vluchtroutes voldoende lang, in voldoende mate gevrijwaard blijven van rook gedurende de tijd dat gebruikers het gebouw moeten kunnen verlaten.

Verder dient ook binnen het brandcompartiment waar de brand is ontstaan met het oog op het voldoende veilig kunnen verlaten van dat brandcompartiment de afstand die door de rook moeten worden afgelegd voldoende te zijn beperkt. Met het oog op beide hiervoor genoemde argumenten moet een brandcompartiment krachtens het eerste lid worden onderverdeeld in een of meer rookcompartimenten. Bij de uitgang van een rookcompartiment ligt immers in het algemeen het beginpunt van rookvrije vluchtroutes (artikel 2.163, eerste lid).

Het tweede lid eist dat er in zeer hoge gebouwen een rooksluis is tussen een verblijfsgebied en een besloten vluchttrappenhuis. Van een sluis is sprake als direct grenzend aan de uitgang naar het trappenhuis een afzonderlijke ruimte ligt waardoor lopend ten minste 2 meter moet worden afgelegd alvorens de deur naar het trappenhuis wordt bereikt. Rook van een ontwikkelde brand kan hierdoor slechts moeizaam in het trappenhuis doordringen. Aldus wordt bereikt dat de gebruikers van het gebouw meer tijd krijgen om het gebouw veilig te kunnen verlaten. Bovendien kan de brandweer daardoor langer van die trappenhuizen gebruik maken om het gebouw te doorzoeken op achtergebleven personen en een binnenaanval te doen.

Dit voorschrift leidt er toe dat als niet wordt gekozen voor een sluis grenzend aan het trappenhuis de middengang in zijn geheel als rookcompartiment moet functioneren en alle deuren die op die gang uitkomen zelfsluitende moeten zijn.

Van een niet-besloten ruimte is sprake is sprake als deze voldoet aan het gestelde in artikel 2.169.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties