Bouwbesluit Online 2012


Artikel 2.57.

Dit artikel regelt de aanwezigheid van een verlichtingsinstallatie en de vereiste verlichtingssterkte. Met dit voorschrift worden met name de gebruiksveiligheid, sociale veiligheid en bruikbaarheid gediend. Ook brandveiligheid speelt hierbij een rol.

De wijziging ten opzichte artikel 180 (oud) van het Bouwbesluit zoals tot 1 januari 2003 gold, betekent dat alleen in een verblijfsgebied van een gebouw waarin mensen arbeid verrichten en in een besloten verkeersruimte, waardoor een rookvrije vluchtroute voert, ook die van een woonfunctie, een verlichtingsinstallatie aanwezig moet zijn. Dit voorschrift geldt ook voor een verblijfsgebied van een groot gebouw ten dienste van het vervoer van personen en voor ondergronds gelegen parkeergarages. Een verlichtingsinstallatie is niet vereist voor kleine gebouwen ten dienste van het vervoer van personen, zoals abri's, bushaltes en kleine wachthuisjes bij stations. De voorschriften voor gebouwen ten dienste van het vervoer van personen zijn ontleend aan het Metroreglement.

Vanuit een oogpunt van gebruiksveiligheid is in het algemeen een verlichtingssterkte van 10 lux nodig. Omdat wordt aangenomen dat het daglicht een verlichtingssterkte heeft van meer dan 10 lux, is voor niet-besloten ruimten geen aanvullende verlichting voorgeschreven.

Dit voorschrift is voor een celfunctie mede ontleend aan de Regeling politiecellencomplex en gerelateerd aan het uitgangspunt bruikbaarheid en algemene veiligheid. De eis voor de verlichtingssterkte in een cel wijkt af van de in deze regeling opgenomen eis. De aangebrachte verlichtingssterkte in cellen bedraagt namelijk minder dan de voorgeschreven 400 lux. Vandaar dat voor nieuwe inrichtingen (met instemming van de Minister van Justitie) 200 lux wordt voorgeschreven.

Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de verlichtingsinstallatie van de kooi van een lift een verlichtingssterkte moet hebben van ten minste 10 lux (sociale veiligheid). Dit voorschrift voorziet in de implementatie van onderdeel 4.8 van bijlage I van de richtlijn liften (95/16/EG) waar artikel 3 van die richtlijn naar verwijst. In dat onderdeel is bepaald dat bij gebruik van de lift en bij geopende deuren er voldoende licht in de kooi aanwezig moet zijn.

Omdat voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde niet op voorhand is aan te geven of en in hoeverre kunstlicht noodzakelijk is voor een veilig gebruik geeft het vierde lid een functionele eis waarmee burgemeester en wethouders enige beleidsruimte hebben bij het stellen van op de situatie toegespitste voorschriften. Een bouwwerk dat niet is bestemd om arbeid in te verrichten zonder dat daglicht in voldoende mate aanwezig is of dat niet is bestemd om in nachtelijke uren door mensen te worden betreden, of dat zo is ingericht dat het daglicht of het nachtelijk hemellicht of licht uit een andere niet tot het bouwwerk behorende lichtbron in geval van vluchten voldoende is, hoeft geen verlichtingsinstallatie te hebben. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn bij een aanlegsteiger of een open tribune.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties