Artikel 4.6.
Dit artikel regelt dat rolstoelgebruikers en mensen met een andere functiebeperking de ruimten in een toegankelijkheidssector zelfstandig kunnen bereiken. Dat een toegankelijkheidssector als zodanig rechtstreeks bereikbaar is vanaf het aansluitende terrein, is geregeld in artikel 4.18.
Verschillen in hoogte tussen vloeren van ruimten en tussen een vloer en het aansluitende terrein belemmeren voor veel personen de toegankelijkheid van de betrokken ruimten. De bedoeling van dit artikel is dat wat betreft een toegankelijkheidssector dergelijke hoogteverschillen worden beperkt, dan wel overbrugd door een lift of een hellingbaan. Een beperkt hoogteverschil van maximaal 2 cm is toegestaan, omdat ook mensen met een funtiebeperking, zoals rolstoelgebruikers, dit nog zelfstandig kunnen overbruggen. Doorgaans gaat het hierbij om het hoogteverschil tussen een drempel en de daarop aansluitende vloeren. De bovenkant van de drempel zelf moet namelijk worden beschouwd als een vloer.
Het derde lid bevat een regeling voor niet tot bewoning bestemde gebouwen ten aanzien van het overbruggen van een hoogteverschil tussen het aansluitende terrein en een toegang tot de toegankelijkheidssector. Dat verschil moet worden overbrugd door een hellingbaan als bedoeld in paragraaf 2.6.1, indien dit verschil groter is dan 2 cm. Voor tot bewoning bestemde gebouwen is de overeenkomstige regeling neergelegd in afdeling 4.4, artikel 4.16 juncto artikel 4.18, eerste lid, waarbij is bepaald dat het hoogteverschil niet groter mag zijn dan 2 cm en een hellingbaan dus geen optie is.