Artikel 4.25.
Het eerste lid geeft de functionele eis voor verblijfsruimten voor te bouwen bouwwerken.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:
1. | artikel 4.26 bepaalt dat er een of meer verblijfsruimten aanwezig moeten zijn en bevat eisen omtrent de oppervlakte daarvan (aanwezigheid); |
2. | artikel 4.27 stelt eisen aan de ligging en bereikbaarheid van verblijfsruimten (bereikbaarheid); |
3. | artikel 4.28 stelt eisen aan de afmetingen van het verblijfsruimte en aan de hoogte daarboven (afmetingen), en |
4. | artikel 4.29 stelt eisen aan de bezetting van verblijfsruimten (bezettingsgraadklasse). |
Voor de ‘andere overige gebruiksfunctie’ en ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Het derde lid bepaalt dat de functionele eis op deze gebruiksfuncties niet van toepassing is.
De voorschriften over een verblijfsruimte voor een winkelfunctie voor het slijtersbedrijf zijn mede ontleend aan het Besluit inrichtingseisen Drank en Horecawet.