Bouwbesluit Online 2012

§ 1.4. Bijzondere bepalingen

Artikel 1.12. Verbouw

1.

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, het veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de voorschriften voor een te bouwen bouwwerk uit de hoofdstukken 2 tot en met 5 van toepassing, tenzij:

  1. a.

    in de afdeling van een voorschrift anders is bepaald; of

  2. b.

    uit een verplichting als bedoeld in artikel 13 van de wet een hogere eis volgt.

2.

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een installatie is wat betreft hoofdstuk 6 het rechtens verkregen niveau van toepassing.

3.

Op het geheel vernieuwen van een installatie zijn wat betreft hoofdstuk 6 de voorschriften van een te bouwen bouwwerk van toepassing.

Artikel 1.12a. Uitzonderingen woonfunctie voor particulier eigendom

Op het bouwen van een woonfunctie voor particulier eigendom zijn de afdelingen, 4.3, 4.4, 4.5 en 4.6 en onverminderd het bepaalde in artikel 9.2, 10e lid, artikel 6.10 niet van toepassing. Wat betreft de afdelingen 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 3.11, 4.1, 4.2 en 4.7 zijn de voorschriften voor een bestaand bouwwerk van toepassing.

Artikel 1.12b. Uitzonderingen voor een drijvend bouwwerk

1.

Op het bouwen van een drijvend bouwwerk zijn de afdelingen 4.3, 4.5 en 4.6 en onverminderd het bepaalde in artikel 9.2, tiende lid, artikel 6.10 niet van toepassing. Wat betreft de afdelingen 2.3, 2.4, 2.5, 3.11, 4.1, 4.2 en 4.7 zijn de voorschriften voor een bestaand bouwwerk van toepassing. Voor artikel 2.107, achtste lid, wordt artikel 2.117, vierde lid, gelezen.

2.

In aanvulling op het eerste lid zijn op een drijvend bouwwerk zonder toegankelijkheidssector de afdelingen 2.6 en 4.4 niet van toepassing.

3.

Bij het bepalen van de afstand tot de perceelsgrens van een drijvend bouwwerk mag worden uitgegaan van een horizontaal gemeten afstand van 2,5 m vanuit de uitwendige scheidingsconstructie van het drijvende bouwwerk.

4.

Bij toepassing van afdeling 2.12 mag bij een drijvend bouwwerk voor het aansluitend terrein worden gelezen de steiger tussen het drijvende bouwwerk en de wal.

5.

Op een drijvend bouwwerk met een woonfunctie dat door functiewijziging van een schip is ontstaan zijn de hoofdstukken 2 tot en met 7 niet van toepassing.

Artikel 1.13. Monumenten

Indien aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, dan wel artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo een voorschrift is verbonden dat afwijkt van een bij of krachtens dit besluit vastgesteld voorschrift voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk, is uitsluitend het aan die vergunning verbonden voorschrift van toepassing.

Artikel 1.14. Tijdelijke bouw

1.

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn wat betreft de hoofdstukken 2 tot en met 6 de voorschriften voor een bestaand bouwwerk van toepassing, tenzij in de desbetreffende afdeling voor een voorschrift anders is aangegeven.

2.

Indien een als tijdelijk bouwwerk gebouwd bouwwerk als permanent bouwwerk aanwezig blijft, wordt dat bouwwerk wat betreft de hoofdstukken 2 tot en met 6 in overeenstemming gebracht met de voorschriften van een te bouwen bouwwerk.

Artikel 1.15. Verplaatsing

1.

Op een bestaand bouwwerk dat in ongewijzigde samenstelling wordt verplaatst is het rechtens verkregen niveau van toepassing.

2.

Op een tijdelijk bouwwerk is het eerste lid alleen van toepassing, indien het bouwwerk na verplaatsing een tijdelijk bouwwerk is.

Artikel 1.15a. Drank- en horeca-inrichting

Indien aan een activiteit op grond van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet een voorschrift is verbonden dat strenger is dan een bij of krachtens dit besluit gesteld voorschrift is uitsluitend het aan die activiteit verbonden voorschrift van toepassing.

Artikel 1.15b. (waterkerende bouwwerken)

Afdeling 2.1 is niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.

Artikel 1.16. Zorgplicht

1.

Een bij of krachtens de wet aanwezige installatie als bedoeld in hoofdstuk 6 van dit besluit:

  1. a.

    functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften;

  2. b.

    wordt adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd, en

  3. c.

    wordt zodanig gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

2.

Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd.

Artikel 1.17. Beschikbaarheid gegevens en bescheiden

Een constructieonderdeel waarvoor volgens de afdelingen 2.2, 2.8 of 2.9 een eis geldt waaraan het constructieonderdeel uitsluitend met een aanvullende behandeling kan blijven voldoen, is voorzien van een geldig door het bevoegd gezag aanvaard document waaruit blijkt dat deze aanvullende behandeling adequaat is toegepast.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties