Bouwbesluit Online 2012


Artikel 2.35 Leuning

Elke volgens artikel 2.27 voorgeschreven trap waarmee een hoogteverschil van meer dan 1 m wordt overbrugd moet, indien de hellingshoek van die trap groter is dan 2:3 over de volledige lengte van de trap een leuning hebben. De uitzondering voor kleine trappen, die bij het Bouwbesluit 2003 uitsluitend van toepassing was op een woonfunctie, geldt nu voor elke gebruiksfunctie. Bij een trap met een hellingshoek van minder dan 2:3 behoeft geen leuning te worden aangebracht.

In het nieuwe tweede lid van artikel 2.35, ingevoegd bij Stb. 2021, 147, is voor nieuwbouw van een aantal functies als nieuw voorschrift bepaald dat trappen leuningen moeten hebben aan weerszijden. Tevens is in het tweede lid bepaald dat die leuningen ten minste 30 cm horizontaal doorlopen aan het begin en einde van de trap. Met betrekking tot nieuwe voor publiek toegankelijke gebouwen zijn deze aanvullende eisen zodat deze gebouwen ook voor mensen met een visuele en fysieke beperking beter toegankelijk zijn. Dit betreft onder andere de eigenschappen van de trapleuning (doorlopend over de lengte van de aantrede aan begin en einde van de trapsteek. Op deze manier komt er zowel voor ontwerpers als opdrachtgevers meer duidelijkheid met betrekking tot het ontwerpen en bouwen van een goed toegankelijke trap.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties