Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 7.3 Overige bepalingen veilig en gezond gebruik, nieuwbouw en bestaande bouw

Artikel 7.17Aansturingsartikel

In de functionele eis van artikel 7.17, eerste lid, is aangegeven dat het gebruik van een bouwwerk, open erf en terrein niet mag leiden tot gezondheidsrisico’s en andere veiligheidsrisico’s dan brandveiligheidsrisico’s voor personen.De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan deze voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan.

In het tweede lid van artikel 7.17 vervalt ‘en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften’ [Stb. 2011, 676]. Dit onderdeel van het aansturingsartikel van afdeling 7.3 is overbodig nu de delegatiegrondslag in het derde lid van artikel 7.19 vervalt. Omdat er nu een bepalingsmethode beschikbaar is, is het niet meer nodig nadere voorschriften bij ministeriële regeling te kunnen geven.

Tabel 7.17 is aangepast als gevolg van invoegen van artikel 7.23 in het Bouwbesluit 2012 [Stb. 2015, 249].

Artikel 7.18Overbewoning

Dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat de gezondheid van de bewoners door overbewoning in het geding komt. Dit voorschrift is nadrukkelijk niet bedoeld als normstelling in het kader van de verdeling van woonruimte. Op basis van dit voorschrift kan het bevoegd gezag alleen optreden in het uitzonderlijke geval dat er zoveel mensen in een woning of woonwagen wonen dat dit problemen voor de gezondheid kan opleveren. Voor de normering in het eerste en tweede lid is aangesloten bij hetgeen hierover voorheen in de model-Bouwverordening van de VNG was opgenomen. Uit het derde lid blijkt dat de eis met betrekking tot overbewoning niet van toepassing is op een woonfunctie waarin door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers opvang aan asielzoekers wordt geboden. Dergelijke opvang moet voldoen aan de normen zoals vastgelegd in de Richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (2003/9/EG). Deze is in 2013 vervangen door de richtlijn 2013/33/EU.

Artikel 7.19Asbestvezels en formaldehyde

De voorschriften van dit artikel hebben betrekking op het voorkomen van uit het oogpunt van gezondheid onaanvaardbaar hoge concentraties van asbestvezels en formaldehyde in voor mensen toegankelijke ruimten van bouwwerken. Wanneer de in het eerste lid (concentratie van asbestvezels) of tweede lid (concentratie van formaldehyde) genoemde grenswaarde wordt overschreden, kan het bevoegd gezag zo nodig besluiten om het gebruik van (het desbetreffende deel) van het bouwwerk te doen staken totdat maatregelen zijn genomen waarmee de concentratie wordt teruggebracht tot een onder de betreffende grenswaarde gelegen niveau. Welke maatregelen noodzakelijk zijn, zal mede kunnen afhangen van de bron(nen) van de te hoge concentratie. Dit zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

Voorschriften over concentraties van asbestvezels en formaldehyde waren tot de inwerkingtreding van dit besluit opgenomen in de Regeling Bouwbesluit 2003. De reikwijdte van die voorschriften was beperkt tot concentraties die uit bouwmaterialen afkomstig zijn. Te hoge concentraties asbestvezels en formaldehyde in een voor mensen toegankelijke ruimte kunnen echter ook uit andere bron komen, bijvoorbeeld uit ventilatiekanalen (asbest) of materiaal dat gebruikt is voor de aankleding van de ruimte. Om die reden heeft het voorschrift van artikel 7.19 niet alleen betrekking op bouwmaterialen.

Op grond van het eerste lid mag de concentratie van asbestvezels in voor mensen toegankelijke ruimten van een bestaand bouwwerk niet groter zijn dan 100.000 vezelequivalenten per m³. Dit komt als gezondheidskundige ondergrens overeen met de voorheen op grond van de Regeling Bouwbesluit 2003 geldende eis voor de bestaande bouw en strookt met het zogenoemde maximaal toelaatbaar risico (mtr). Omdat asbest niet meer mag worden toegepast in de nieuwbouw beperkt het voorschrift zich voortaan tot bestaande bouw. De concentratie asbestvezels wordt bepaald volgens NEN 2991.

Artikel 7.19, eerste lid, over de concentratie asbestvezels in een binnenruimte is bij Stb. 2017, 494, aangepast om aan te sluiten bij de wijziging van de grenswaarden in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 2016, nr. 340). Op grond van het eerste lid mag de concentratie van asbestvezels in de lucht, in voor mensen toegankelijke ruimten van een bestaand bouwwerk niet groter zijn dan 2.000 vezels/m³. Aangenomen mag worden dat een ruimte na vrijgave op basis van de eindbeoordeling die is voorgeschreven in artikel 4.51a dan wel 4.53c van het Arbeidsomstandighedenbesluit voldoet aan de corresponderende grenswaarde voor asbestvezels in de binnenlucht uit het Bouwbesluit 2012. Daarom is het niet nodig om na een vrijgave conform de genoemde artikelen 4.51a dan wel 4.53c alsnog een beoordeling uit te voeren om te controleren of is voldaan aan de eisen uit het eerste lid. Bij werkzaamheden met asbest waarbij de concentraties asbestvezels in de lucht boven de in artikel 4.46 van het Arbeidsomstandighedenbesluit genoemde grenswaarden (2.000 vezels/m3) voor asbest komen, is dus een eindbeoordeling conform artikel 4.51a dan wel 4.53c van het Arbeidsomstandighedenbesluit verplicht.

Het tweede lid bepaalt hoe groot de concentratie formaldehyde in voor personen toegankelijke ruimten mag zijn. In het tweede lid van artikel 7.19 is als bepalingsmethode voor de concentratie formaldehyde in voor personen toegankelijke ruimten NEN-EN-ISO 16000-2 aangewezen [Stb. 2011, 676]. De norm kan worden gebruikt voor de controle op de naleving van de door de Wereldgezondheidsorganisatie WHO vastgestelde waarde. Deze meetmethode omvat een korte termijn monitoring van minder dan 1 uur en gaat uit van een multicomponent meettechniek voor formaldehyde volgens hogedruk vloeistof chromatografie (HPLC = High Performance Liquid Chromatography). Tabel 7.17 is op bovenstaande aangepast.

Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden gegeven over het bepalen van de formaldehydeconcentratie in een ruimte.

Artikel 7.20Bouwvalligheid

Dit voorschrift dat afkomstig is uit de model-Bouwverordening van VNG heeft betrekking op het staken van het gebruik van bouwwerken, standplaatsen, open erven en terreinen indien dat gebruik gevaarlijk is in verband met de bouwvalligheid van een nabij gelegen bouwwerk. Alvorens sprake kan zijn van een overtreding waartegen het handhavend kan worden opgetreden is het nodig dat het bevoegd gezag eerst een mededeling heeft gedaan dat het gebruik vanwege de kwaliteit van dat andere bouwwerk gevaarlijk is. Die mededeling is een mededeling van feitelijke aard en geen beschikking. Indien het gebruik na ontvangst van de bedoelde mededeling toch wordt voortgezet kan op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht handhavend worden opgetreden door oplegging van een last onder bestuursdwang of een last onder de dwangsom. In spoedeisende gevallen kan bestuursdwang zo nodig zonder voorafgaande last worden toegepast (artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 7.21Zindelijke staat van bouwwerken, open erven en terreinen

Dit artikel valt terug te voeren op de motieven bruikbaarheid, gezondheid en veiligheid. Hiermee wordt aangesloten bij hetgeen hieromtrent voor de invoering van dit besluit in de model-Bouwverordening van de VNG was opgenomen Met dit artikel is beoogd dat een bouwwerk, open erf en terrein in een dusdanig nette staat is dat daardoor geen hinder voor personen ontstaat en dat er geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid ontstaat. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld worden opgetreden wanneer in een woning of op een erf overmatig veel last is van schadelijk of hinderlijk gedierte of wanneer de algemene reinheid (gezondheid) dat betaamt. Een open erf en terrein behoort dan ook geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid op te leveren door drassigheid, stank, verontreiniging, (on)gedierte, begroeiing of voorwerpen. Het moet gaan om ernstige gevallen. Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan handhavend worden opgetreden tegen overtreding van dit voorschrift. Tot optreden op grond van dit artikel mag niet lichtvaardig worden overgegaan.

Artikel 7.22Restrisico gebruik bouwwerken, open erven en terreinen

Deze algemene verbodsbepaling («kapstokartikel») heeft betrekking op gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen waarin niet is voorzien door de andere voorschriften van dit besluit. Hiermee heeft het bevoegd gezag een «kapstok» om in een specifiek geval in te grijpen wanneer het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein leidt tot hinder, gezondheidsrisico’s en veiligheidsrisico’s anders dan brandveiligheid risico’s. Ook indien het gebruik op zich voldoet aan de voorschriften van dit besluit kan er reden zijn voor een beroep op dit artikel. Het gaat hier om een geclausuleerde bevoegdheid die uitsluitend kan worden toegepast in de in dit artikel genoemde omstandigheden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de gemeente algemene aanvullende of nadere eisen stelt. Voorts moeten de geëiste maatregelen altijd in verhouding staan tot het te bestrijden risico. De gemeente zal de noodzaak hiervan in het concrete geval moeten kunnen aantonen. Enkele voorbeelden van situaties waarin een beroep op dit kapstokartikel gerechtvaardigd kan zijn:

  • indien sprake is van lawaaihinder;
  • indien stankverwekkende stoffen zijn opgeslagen;
  • indien sprake is van een illegale hennepkwekerij;
  • op gevaarlijke wijze materiaal is gestapeld (bijvoorbeeld voor kinderen bereikbare vaten die kunnen gaan rollen);
  • indien asbestbevattende materialen of restanten hiervan zich in een zodanige staat bevinden dat het risico van verspreiding van asbestvezels te vrezen valt. Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 ziet op de situatie van sloop en is niet toepasbaar op de situatie van verweren of slijtage.

Artikel 7.23Kooldioxidemeter

Met het nieuwe artikel 7.23, kooldioxidemeter, [Stb 2015, 249]is uitwerking gegeven aan een toezegging aan de Tweede Kamer dat er in aanvulling op de vigerende ventilatievoorschriften voor scholen een aanvullende verplichting in het Bouwbesluit 2012 zou komen voor de aanwezigheid van een CO2-meter in verblijfsruimten van nieuw te bouwen en te verbouwen scholen voor het primair onderwijs. Zie hiervoor de brief van 28 augustus 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 32 757, nr. 77). Op grond van het tweede lid kunnen bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties