Bouwbesluit Online 2012


5 Toetsing administratieve lasten

De ontwerpregeling is niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het gaat in deze regeling alleen om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat er geen reeds bestaande of nieuwe eisen worden aangescherpt, zodat geen sprake is van nieuwe of extra administratieve lasten.

Wijziging van de regeling:

a.Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de correctiefactoren voor de energieprestatiecoëfficiënt en enkele andere wijzigingen
1.Administratieve lasten

Het gaat in deze wijzigingsregeling alleen om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat er in principe geen sprake is van nieuwe of extra administratieve lasten als gevolg van deze regeling. Er is wel sprake van een lastenverhoging als uitvloeisel van de inwerkingtreding van de afdelingen 6.12 (per 1 juli 2012) en 5.2 (per 1 januari 2013) van het Bouwbesluit 2012. Op basis van het rapport ‘Administratieve lastentoets indieningsvereisten wijzigingsregeling Mor’ (SIRA, oktober 2011) kan worden vastgesteld dat de bepalingen over veilig onderhoud gebouwen leiden tot een verhoging van de administratieve lasten per jaar van € 547.000 voor bedrijven en 1.900 uur voor burgers. De administratieve lasten die voortvloeien uit de voorschriften over de milieubelasting van het gebouw als gevolg van de toe te passen materialen zullen op basis van datzelfde onderzoek jaarlijks naar verwachting ongeveer € 14.500.000 voor bedrijven bedragen.

2.Bestuurlijke lasten

De gevolgen van het Bouwbesluit 2012 voor de bestuurlijke lasten zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit. De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen nieuwe gevolgen voor die lasten.

b.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 26 februari 2013, nr. 2013-0000121469, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de toepassing van normen en een wijziging van de Regeling omgevingsrecht
1.Algemeen

Deze regeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. De voorschriften hebben met name betrekking op verbetering van bestaande artikelen, en wat betreft de wijziging van de Regeling omgevingsrecht, uitwerking van een voorschrift uit het Bouwbesluit 2012.

2.Administratieve lasten

Deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en van de Regeling omgevingsrecht leidt tot eenmalige administratieve lasten voor die bedrijven en overheden die kennis moeten nemen van de inhoud van deze regeling. Het gaat om circa 600 partijen, te weten gemeenten, grote adviesbureaus, installateurs en aannemers. Deze partijen zullen gemiddeld eenmaal een uur besteden ter waarde van gemiddeld € 50. De totale lasten bedragen hiermee circa € 30.000. De vraag of er voldoende aandacht is besteed aan alternatieven die mogelijk minder lasten met zich meebrengen is hier niet relevant. Het gaat in deze wijzigingsregeling met name om de consequenties van het wijzigen van normen, het aanwijzen van nieuwe normen en een BRL en het uitwerken van normen die in het Bouwbesluit 2012 zijn aangewezen. De administratieve lasten van het Bouwbesluit 2012 zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit.

3.Bestuurlijke lasten

Deze wijzigingsregeling leidt, omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012, niet tot bestuurlijke lasten. De bestuurlijke lasten van het Bouwbesluit 2012 zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit.

c.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 14 juni 2013, nr. 2013-0000350418, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 betreffende de energieprestatie van gebouwen
1.Algemeen

Deze regeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. De voorschriften zijn met name een uitwerking van de artikelen 5.6, derde lid, en 6.55 van het Bouwbesluit 2012.

2.Administratieve lasten

Deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en van de Regeling omgevingsrecht leidt tot eenmalige administratieve lasten voor die bedrijven en overheden die kennis moeten nemen van de inhoud van deze regeling. Het gaat om circa 600 partijen, te weten gemeenten, grote adviesbureaus, installateurs en aannemers. Deze partijen zullen gemiddeld eenmaal een uur besteden ter waarde van gemiddeld € 50. De totale lasten bedragen hiermee circa € 30.000. De vraag of er voldoende aandacht is besteed aan alternatieven die mogelijk minder lasten met zich meebrengen is hier niet relevant. Het gaat in deze wijzigingsregeling met name om uitwerking van voorschriften in het Bouwbesluit. De administratieve lasten van de desbetreffende wijziging van het Bouwbesluit 2012 zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit.

3.Bestuurlijke lasten

Deze wijzigingsregeling leidt, omdat het alleen gaat om uitwerking van de artikelen 5.6, derde lid, en 6.55 van het Bouwbesluit 2012, niet tot bestuurlijke lasten. De bestuurlijke lasten van de desbetreffende wijziging van het Bouwbesluit 2012 zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit.

d.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 februari 2014, nr. 2014-0000068608, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden en een wijziging van de Regeling omgevingsrecht
1. Algemeen

Deze regeling leidt niet tot een significante wijziging van de regeldruk. Dit blijkt uit het rapport ‘Effectmeting wijziging bouwregelgeving, Doorrekening van de effecten van de wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012 op de administratieve lasten en nalevingskosten voor bedrijven en burgers en de bestuurlijke lasten van de overheid’ (SIRA, juli 2013). Met uitzondering van de in de onderdelen E en G opgenomen voorschriften zijn de regeldrukeffecten van deze wijzigingsregeling neutraal. Daarbij wordt opgemerkt dat de voorschriften in deze wijzigingsregeling, met uitzondering van de onderdelen A en B uitsluitend zijn ter uitwerking van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. De onderdelen A en B betreffen het vervallen van begripsbepalingen en aanpassing van een artikel als gevolg van de inwerkingtreding van de verordening bouwproducten.

2. Nalevingskosten

Het voorschrift met betrekking tot het opnemen van een zelfsluitende deur bij nieuwbouw portiekwoningen (onderdeel E), leidt, uitgaande van 10.000 nieuwe portiekwoningen per jaar, tot nalevingskosten van € 8.000.000 op jaarbasis.

Uit bovengenoemd Sira-rapport blijkt tevens dat het voorschrift dat verplicht tot het verder scheiden van afvalstoffen (onderdeel G) wellicht tot een toename van de nalevingskosten leidt. Het is echter niet mogelijk gebleken die te kwantificeren.

3. Administratieve lasten

Het gaat in deze regeling om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat er geen reeds bestaande of nieuwe eisen worden aangescherpt, zodat er geen sprake is van nieuwe of extra administratieve lasten.

4. Bestuurlijke lasten

Deze wijzigingsregeling leidt, omdat het gaat om uitwerking van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012, niet of nauwelijks tot bestuurlijke lasten. De bestuurlijke lasten van het Bouwbesluit 2012 zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit.

e.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 24 november 2014, nr. 2014-000023518, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de aanscherping van de warmteweerstand en de wijziging van de correctiefactoren voor de energieprestatiecoëfficiënt en wijziging van enkele andere regelingen
1. Algemeen

De gevolgen van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 per 1 januari 2015 voor de bestuurlijke lasten zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit. De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen nieuwe gevolgen voor die lasten

f.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 12 december 2014, nr. 2014-0000663941, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 1, eerste lid, onderdeel a, en 10, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, wijziging van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte en wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 (inkomensgrenzen inkomensafhankelijke huurverhoging 2015, aanpassing zorgwetgeving, gegevensverstrekking door de huurder en wijziging aanduiding NEN-norm)
1. Algemeen De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de bestuurlijke lasten.
g.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 18 juni 2015. , nr. 2015-0000335240, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de eisen aan kooldioxidemeters en het aanwijzen van normen.
1. Algemeen Het gaat in deze wijzigingsregeling voornamelijk om het aanwijzen van nieuwe versies van in het Bouwbesluit 2012 aangewezen normen en van het CCV- inspectieschema Brandbeveiliging. Ook de andere onderwerpen in de regeling, zoals de eisen aan de kooldioxidemeter zijn ter uitwerking van wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 Dit betekent dat er in principe geen sprake kan zijn van nieuwe of extra administratieve lasten als gevolg van deze regeling.
2. Bestuurlijke lasten Omdat hier met name sprake is van het aanwijzen van nieuwe versies van in het Bouwbesluit 2012 aangewezen normen en van de uitwerking van wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 heeft de onderhavige wijzigingsregeling geen gevolgen voor die lasten.
h.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 7 december 2015, nr. 2015-0000728514, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van betonnen galerijvloeren en het aanwijzen van normen en wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen met betrekking tot de actualisatie van enkele Nationale Beoordelingsrichtlijnen en het vaststellen van een bijlage

De regeldrukeffecten van de onderzoeksverplichting (artikel I, onderdeel B) zijn in kaart gebracht in het onderzoek ‘Regeldrukeffecten wijziging Regeling Bouwbesluit 2012, Veiligheid van betonnen galerijvloeren’ (Sira 27 november 2015). De nieuwe verplichting heeft geen structureel effect op de administratieve lasten voor burgers en bedrijven, noch op de nalevingskosten voor bedrijven.

i.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 20 juni 2016, nr. 2016-0000354250, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van zwembaden

De regeldrukeffecten van de onderzoeksverplichting (Artikel I, onderdeel B) zijn in kaart gebracht in het onderzoek “Effectmeting wijziging Regeling Bouwbesluit 2012 Roestvaststalen (RVS) constructies in zwembaden” (Sira 10 mei 2016).

De onderzoeksverplichting naar de staat van roestvaststalen onderdelen in bestaande zwembaden heeft wel een eenmalig effect op de administratieve lasten. Deze nemen namelijk eenmalig toe met een bedrag tussen de € 1,6 miljoen en de € 2,3 miljoen. Hierbij is uitgegaan van 692-1033 zwembaden en onderzoekskosten ten bedrage van € 2.250 per zwembad.

De wijziging heeft geen effect op de structurele administratieve lasten noch op de (eenmalige en structurele) inhoudelijke nalevingskosten.

Voor het bedrijfsleven zijn er geen inhoudelijke nalevingskosten, omdat de wijziging geen nieuwe structurele inhoudelijke verplichtingen schept.

Hoewel uit het onderzoeksrapport niet mag blijken dat niet-resistent RVS resteert in het zwembad, volgen eventuele nalevingskosten die worden gemaakt om gevaarlijke niet-resistente RVS-delen te vervangen of te verwijderen niet uit de voorliggende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012. Dergelijke nalevingskosten zijn een gevolg van het eerder niet of niet volledig voldoen aan al bestaande regelgeving.

De invoering van de onderzoeksverplichting verandert niets aan de taken en verplichte handelingen voor het bevoegd gezag (de gemeente). Daardoor zijn er geen gevolgen voor de bestuurlijke lasten, aldus bovengenoemd Sira rapport.

De wijzigingen in de onderdelen A, C en D van deze wijziging hebben geen effect op de lasten.

j.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 23 december 2016, nr. 2016-0000805104, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de toepassing van enkele normen

De onderdelen A, B en C van artikel I over de artikelen 5.1 (NEN 1006) en 5.1a (NEN 1010) en 5.8a (NEN 5086) hebben geen regeldrukeffecten. De onderdelen D en E van artikel I betreffen het aansturen van nieuwe versies van normen. Vanuit NEN is aangegeven dat het gebruiken van deze nieuwe versies in principe niet leidt tot lastenverzwaring. Een uitzondering hierop betreft de aansturing van de nieuwe NEN-EN 1997-1. In deze norm wordt de puntdraagkracht van funderingspalen met 30% gereduceerd ten opzichte van de eerdere norm. Uit onderzoek is gebleken dat voorgestane veiligheidsniveau van het Bouwbesluit 2012 niet aantoonbaar gehaald kan worden met de paaldraagkrachtfactoren die volgen uit de eerdere versie van de norm. Vergelijking met buitenlandse normen bevestigt dit. Aansturing van deze nieuwe norm leidt naar schatting tot een kostenstijging voor de bouwsector van 20 tot 30 miljoen euro per jaar (nalevingskosten). Deze extra kosten worden veroorzaakt door de noodzaak van het installeren van meer palen, of langere palen, of palen met een grotere diameter, en de bijbehorende installatiekosten per bouwwerk om de paalpuntreductie van 30% ten opzichte van het verleden te overbruggen. Deze wijziging geldt alleen voor nieuwbouw.

k.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 december 2017, nr. 2017-0000644894, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot drijvende bouwwerken, de milieuprestatiegrenswaarde, bijna energieneutrale gebouwen en de aansturing van enkele normen

Voor de regeldrukaspecten van de onderdelen drijvende bouwwerken en de milieugrenswaarde van deze regeling wordt verwezen naar het onderzoeksrapport “Effectmeting wijzigingen Bouwbesluit 2012, Drijvende Bouwwerken, milieuprestatiegrenswaarden en de label-C plicht voor kantoren” (Sira, 16 mei 2017). In dit rapport wordt ingegaan op de gevolgen voor de regeldruk van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 met ingang van 1 januari 2018, betreffende drijvende bouwwerken, de milieuprestaties en enkele andere wijzigingen (Stb. 2017, 494). Omdat de eisen met betrekking tot drijvende bouwwerken en de milieugrenswaarde in deze regeling een uitwerking zijn van de eisen in de hiervoor genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012, heeft deze wijzigingsregeling wat betreft deze onderdelen geen zelfstandige effecten op de regeldruk. Zie ook onderdeel 5 van het algemeen deel van de toelichting bij genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012.

Ook de eisen aan bijna energieneutrale overheidsgebouwen zijn een invulling van reeds eerder in het Bouwbesluit 2012 opgenomen eisen op grond van de herziene richtlijn energieprestatie gebouwen (herziene EPBD). De energieprestatie van Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG) is in Nederland uitgewerkt in de volgende drie BENG indicatoren:

  • Maximale energiebehoefte (BENG 1);
  • Maximale primaire fossiel energiegebruik (BENG 2);
  • Minimale aandeel hernieuwbare energie (BENG 3).

Uit artikel 5 van de herziene EPBD volgt dat het niveau van eisen waaraan een bijna energieneutraal gebouw moet voldoen, kostenoptimaal moet zijn. Deze analyse is vastgelegd in het DGMR-rapport “Kostenoptimaliteit BENG-eisen overheidsgebouwen” van 6 juli 2017. Conform het raamwerk dat voor kostenoptimaliteitsberekeningen in de herziene EPBD is voorgeschreven, is in dit rapport voor de BENG-indicator 2 (primaire fossiele energiegebruik) de kostenoptimaliteit beschouwd, en voor BENG1 (energiebehoefte) en BENG3 (aandeel hernieuwbare energie) de kosteneffectiviteit.

De aansturing van een aantal nieuwe versies van NEN-normen brengt geen lastenverzwaring mee. Het gaat bij deze nieuwe versies om verduidelijkingen, aanvullingen en correcties van bestaande normen.

l.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 juni 2018, nr. 2018-0000388367, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de aanwijzing van een nieuwe versie van het CCV-inspectieschema

De aanwijzing van deze nieuwe versie van het CCV-inspectieschema brengt geen lastenverzwaring mee. Het gaat bij deze nieuwe versie vergeleken met de eerdere versie om enkele verduidelijkingen, aanvullingen en relatief ondergeschikte correcties. Deze beperkte wijzigingen betreffen zogenoemde bedrijfseigen kosten. Zie voor een overzicht van deze wijzigingen onderdeel 1.6 van versie 11.0 (inclusief correctie van 16 januari 2018).

m.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 december 2018, nr. 2018-0000963331, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van een aantal normen

De aanwijzing van de laatste versies van een aantal normen brengt in principe geen lastenverzwaring mee. Het gaat bij deze nieuwe versies vergeleken met de eerdere versies slechts om enkele verduidelijkingengevolgen, aanvullingen en relatief ondergeschikte wijzigingen.

n.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 juni 2019, nr. 2019-0000343502, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van het CCV-inspectieschema, van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, en van een aantal normen

De aanwijzing van deze nieuwe versie van het CCV-inspectieschema brengt geen lastenverzwaring mee. Het gaat bij deze nieuwe versie vergeleken met de eerdere versie om enkele verduidelijkingen, aanvullingen en relatief ondergeschikte correcties. Deze beperkte wijzigingen betreffen zogenoemde bedrijfseigen kosten. Zie voor een overzicht van deze wijzigingen paragraaf 1.5 van versie 12.0 (1 januari 2019) van het CCV-inspectieschema.

Wat betreft de wijzigingen ten aanzien van de Bepalingsmethode van de Milieuprestatie heeft Stichting Bouwkwaliteit in februari 2019 een impact-analyse laten uitvoeren door LBP|Sight en SGS Search. De rapporten zijn te raadplegen op de site over de Nationale Milieudatabase van de Stichting Bouwkwaliteit www.milieudatabase.nl. Op basis van deze rapporten kan worden geconcludeerd dat de nieuwe bepalingsmethode alsmede het vervallen van de correctiefactor in de Regeling Bouwbesluit niet leidt tot een lastenverzwaring. Er is evenmin sprake van extra administratieve lasten of regeldruk, omdat het een reguliere actualisatie betreft van een al bestaande bepalingsmethode.

De aanwijzing van de laatste versies van een aantal normen (artikel I, onderdelen D en E) brengt in principe geen lastenverzwaring mee. Het gaat bij deze nieuwe versies vergeleken met de eerdere versies slechts om enkele verduidelijkingen, aanvullingen en relatief ondergeschikte wijzigingen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) deelt de analyse dat deze wijzigingsregeling geen omvangrijke gevolgen heeft voor de regeldruk. De ATR heeft om die reden geen formeel advies uitgebracht.

o.Regeling van de Minister van Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 maart 2020, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling energieprestatie gebouwen inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft geen formeel advies uitgebracht bij deze wijzigingsregeling omdat deze vergeleken met wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen praktisch geen nieuwe regeldrukgevolgen bevat. De regeldrukeffecten van genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012 zijn door de ATR getoetst. Zie ook paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting bij genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2020, 84).

p.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 april 2020, nr. 2020-0000179074, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van breedplaatvloeren

Op 12 december 2019 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) advies uitgebracht over deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012. Hieronder is puntsgewijs op de aanbevelingen van de ATR ingegaan.

2.1 Het college verzoekt om toekomstige regelgeving omtrent de voorgenomen uitbreiding van de onderzoeksplicht naar gebouwen in lagere gevolgklassen te zijner tijd ter beoordeling aan de ATR voor te leggen. Reactie: Dit zal gebeuren.
2.2 Het college adviseert om in de toelichting expliciet te benoemen wat de verplichtingen zijn die voortvloeien uit de onderzoeksplicht voor eigenaren van CC3 gebouwen waarvan niet zeker gesteld kan worden of gebruik is gemaakt van breedplaatconstructies. Reactie: Dit is in de artikelsgewijze toelichting bij het eerste lid van artikel 5.13 verduidelijkt.
2.3 Het college adviseert om te verduidelijken welke alternatieven voor het vaststellen van de aan-dan wel afwezigheid van breedplaatvloeren in CC3 gebouwen zijn overwogen en daarbij expliciet in te gaan op de mogelijkheid om uit bouwtekeningen de relevante informatie te halen. Reactie: In de artikelsgewijze toelichting bij het eerste lid van artikel 5.13 is beschreven hoe een gebouweigenaar kan nagaan of in zijn gebouw breedplaatvloeren zijn toegepast.
2.4 Het college adviseert om de regeling alsnog in internetconsultatie te brengen om de werkbaarheid en eventuele knelpunten van de onderzoeksplicht voor (individuele) gebouweigenaren vast te kunnen stellen. Reactie: Dit advies is niet overgenomen. De eigenaren van CC3 gebouwen zijn geconsulteerd via de JTC. Zie hierboven onderdeel 2 van de toelichting van Stcrt. 2020, 21238. Verder is de onderzoeksplicht afgestemd met een brede klankbordgroep waarvan ook het Rijksvastgoedbedrijf en Aedes lid zijn. In dit specifieke geval zou internetconsultatie niets hebben toegevoegd.
q.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2020, nr. 2020-0000414055, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft geen formeel advies uitgebracht bij deze wijzigingsregeling omdat deze vergeleken met Besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw praktisch geen nieuwe regeldrukgevolgen bevat. De regeldrukeffecten van genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012 zijn door de ATR getoetst. Zie hiervoor ook de hoofdstukken 2 en 5 van het algemeen deel van de toelichting bij genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012.

r.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2020, 2020-0000554748 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, Stcrt. 2020, 50199

Het ATR heeft op 28 mei 2020 advies uitgebracht. In haar advies merkt het college op dat bij de uitwerking van de wet, de AMvB en de regeling veelvuldig is overlegd met de belangrijkste stakeholders en dat in het voorbereidend traject aandacht is besteed aan de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van het nieuwe stelsel. Het college constateert ook dat in de regeling een verplichte activiteit voor gecertificeerde installateurs/monteurs is opgenomen die eerder nog niet in de wet of AMvB was opgenomen. Het betreft hier de bepaling dat een gecertificeerd installateur/monteur ook de plaatsing en werking van een aanwezige koolmonoxidemelder moet controleren. Daarbij wijst het college op de eerdere keuze om koolmonoxidemelders niet verplicht te stellen. Het college geeft aan dat voor de beoordeling van de proportionaliteit van de voorgenomen nieuwe verplichting nut en noodzaak en de kosten nadere inhoudelijke onderbouwing behoeven. Daarnaast constateert het college dat in de toelichting bij de regeling wordt verwezen naar een aantal NEN-normen. Het college adviseert te verduidelijken of deze normen juridisch (dwingend) worden voorgeschreven en wanneer dat het geval is de omvang van de regeldrukeffecten te berekenen en toe te lichten waarom niet voor een minder belastend alternatief zoals vrijwillige toepassing van de norm is gekozen. Het college adviseert ook normen kosteloos ter beschikking te stellen, indien kennis van de inhoud ervan volgens de bindende regelgeving vereist is en in de regeling de versie van deze normen aan te geven.

De constatering van ATR dat in de regeling met de verplichting een koolmonoxidemelder te controleren een nieuwe niet eerdergenoemde activiteit is opgenomen is juist. Zoals hiervoor (paragraaf 4.3.12) aangegeven is deze verplichting op verzoek van de sector in de consultatieversie opgenomen. In de definitieve regeling heb ik deze verplichting niet meer opgenomen omdat de grondslag hiervoor in het wettelijk stelsel onvoldoende is. Er is daarmee geen aanleiding meer om uitvoering te geven aan het advies van ATR om nut, noodzaak en kosten van deze activiteit te onderbouwen.

Zoals ATR aangeeft wordt in de toelichting bij de regeling verwezen naar NEN-normen. Aangezien de regeling zelf niet naar deze normen verwijst gaat het hier niet om een verplichting. Om dit te verduidelijken is de tekst van de toelichting aangepast. Daar wordt nu niet meer gesproken over vereiste normen maar worden deze normen alleen nog als voorbeeld genoemd. Wanneer de verwijzing naar een norm niet dwingend is, is er ook geen sprake van dat de norm kosteloos beschikbaar moet zijn en door het Rijk moet worden afgekocht. Uitgangspunt in de bouwregelgeving is dat bij een niet dwingende verwijzing ook voor een gelijkwaardige oplossing kan worden gekozen. Het advies van ATR op dit punt staat niet op zichzelf. Ook bij andere aanpassingen in de bouwregelgeving heeft ATR hierop gewezen. In de afgelopen jaren is de bouwregelgeving hierop getoetst en in een aantal gevallen zijn artikelen aangepast zodat duidelijk is dat ook voor een gelijkwaardige oplossing kan worden gekozen. Bij toekomstige nieuw in de bouwregelgeving aan te wijzen normen zal hier uiteraard ook op worden toegezien. De bouwsector (bedrijfsleven, handhavers, consumentenpartijen) is betrokken in dit proces via het OPB. Met betrekking tot de versies van de in de in de toelichting bij de regeling genoemde NEN-normen merk ik tenslotte op dat deze in bijlage I van de Regeling Bouwbesluit 2012 zijn aangegeven.

s.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2020, nr. 2020-0000683510, tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 inzake de bepalingsmethode voor het geluidsniveau van buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking, Stcrt. 2020, 62676

De regeldrukeffecten van de invoering van de geluidseisen voor buiten opgestelde installaties voor warmte- en koudeopwekking zijn in kaart gebracht in het onderzoeksrapport ‘Effectmeting wijzigingen Bouwbesluit 2012, Zelfsluitendheid deuren, installatiegeluid warmtepompen, veiligheidsafstanden’ (Sira Consulting, 12 april 2019) 2. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de nota van toelichting bij het bovenliggende Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken en enkele andere wijzigingen 3. Hierbij zijn ook de kosten voor de bepaling van de geluidseisen opgenomen. In haar rapport gaat Sira uit van 50 tot 300 euro voor het maken van een berekening. Sira gaat er verder vanuit dat bij 1% van de gevallen sprake kan zijn van daadwerkelijk meten van het geluid op locatie. Dit is dan werk voor een gespecialiseerd bureau en zal gemiddeld 1.150 euro kosten. Deze kosten worden gemaakt door diegene die de installatie voor warmte- of koudeopwekking wil plaatsen.

2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/01/31/effectmeting-wijziging-Bouwbesluit-2012

3 Stb. 2020, 189 (Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de veiligheid en gezondheid in bouwwerken en enkele andere wijzigingen

De bestuurlijke lasten van de invoering van de geluidseisen zijn naar verwachting in totaal eenmalig 176.000 euro. Dit zijn kosten voor gemeenten die kennis moeten nemen van de nieuwe regels. Voor het overige wordt verwezen naar het hierboven genoemde rapport van Sira Consulting en paragraaf 4.3 van de voormelde nota van toelichting.

De regels in de onderhavige regeling zijn de uitwerking van de geluidseisen die met het bovengenoemde besluit worden opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Omdat het een uitwerking betreft leidt deze regeling op zichzelf niet tot (extra) administratieve of bestuurlijke lasten.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft geen formeel advies uitgebracht. Dit omdat regeldrukgevolgen van de wijzigingen in de regeling bij het bovenliggende wijzigingsbesluit middels het Sira onderzoek naar de lasteneffecten in beeld zijn gebracht en daar door ATR advies over is uitgebracht.

t.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000742896 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en twee andere regelingen in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800, Stcrt. 2020, 66972

De beoordelingsrichtlijnen van 28 november 2019 worden voortaan aangeduid als de beoordelings- richtlijnen van 15 april 2020. Deze verandering betreft dus geen inhoudelijke wijziging en brengt daarom geen lasten met zich mee. De aanpassingen aan de wijzigingsbladen en NTA 8800 hebben ten opzichte van de gepubliceerde versies van juli 2020 geen enkel effect op de eisen ten aanzien van rekenen (dus de kwalificaties van de adviseurs) en nauwelijks effect op eindresultaten van de energieprestatie-rekenresultaten. Het betreft voornamelijk interpretatiekwesties en enkele mineure omissies die in een enkel geval kunnen resulteren in marginale verschillen in de einduitkomst van een berekening, maar zeker geen wezenlijk effect hebben. Samengevat leiden de wijzigingen niet tot extra regeldruk.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft deze regeling niet geselecteerd voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse dat er geen regeldrukeffecten voor bedrijven aan de orde zijn als gevolg van de wijzigingen.

u.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000740184, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van een aantal normen en enkele andere wijzigingen, Stcrt. 2020, 66974

De nieuw aangewezen norm NEN 8707 is een zogenoemde tweedelijns norm van NEN 8700. Een tweedelijns norm is niet direct in het Bouwbesluit 2012 opgenomen, maar de norm waarin naar deze tweedelijns norm wordt verwezen, in dit geval NEN 8700, is wel in het Bouwbesluit 2012 opgenomen. Op grond van artikel 1.2, tweede lid, van de Regeling Bouwbesluit 2012 is een dergelijke tweedelijns norm alleen van toepassing als die norm in bijlage I of bijlage II is opgenomen. NEN 8707 regelt de beoordeling van geotechnische constructies van bestaande bouwwerken en bij verbouw daarvan. Voorheen volgde deze beoordeling uit NEN 8700 met een doorverwijzing naar de nieuwbouwnorm NEN-EN 1997-1. Met het aanwijzen van NEN 8707 is de doorverwijzing naar de NEN-EN 1997 vervangen door een beoordelingskader dat specifiek bedoeld is voor bestaande bouw. Deze omzetting is in principe beleidsneutraal uitgevoerd. Uitzondering daarop is het onderdeel beoordeling van paalfunderingen bij verbouw. In de NEN 8707 wordt voor verbouw aangesloten op de in 2017 doorgevoerde gereduceerde puntdraagkracht van funderingspalen met 30% zoals deze voor nieuwbouw is opgenomen in NEN-EN 1997-1. Dit is gedaan omdat uit onderzoek was gebleken dat het voorgestane veiligheidsniveau van het Bouwbesluit 2012 niet aantoonbaar gehaald kan worden met de paaldraagkrachtfactoren die volgen uit de eerdere versie van de NEN-EN 19971-1. Deze aanpassing is nu ook overgenomen in NEN 8707 als bij verbouw nieuwe funderingspalen worden aangebracht of bestaande palen substantieel zwaarder worden belast. Binnen de funderingsmarkt is het aandeel van de verbouwmarkt geschat op 40 miljoen euro per jaar. Van deze 40 miljoen euro wordt naar schatting circa € 10.000.000 besteed aan nieuwe funderingspalen die moeten worden bijgeplaatst. Paalfunderingen zullen als gevolg van de aanwijzing van NEN 8707 gemiddeld circa 10% duurder worden. Dit betekent op jaarbasis een kostenstijging van circa € 1.000.000. De overige wijzigingen in de bijlagen I en II betreffen met een uitzondering de aanwijzing van de laatste versies van een aantal NEN-normen. Verwezen wordt naar de artikelsgewijze toelichting voor de gevolgen. Het gaat bij deze nieuwe versies vergeleken met de eerdere versies om verduidelijkingen, aanvullingen en relatief ondergeschikte wijzigingen. Deze aanpassingen brengen in principe geen lastenverzwaring mee.

Op 11 november 2020 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) advies uitgebracht over deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012. Hieronder is puntsgewijs op de aanbevelingen van de ATR ingegaan.

1.Het college adviseert in de toelichting te verduidelijken welke inhoudelijke wijzigingen optreden als gevolg van de geactualiseerde normdocumenten en daarbij nut en noodzaak inhoudelijk te onderbouwen. Reactie: In de toelichting is per norm informatie gegeven over de wijzigingen.
2.Het college adviseert aangewezen nationale normdocumenten in het Bouwbesluit 2012 die van belang zijn om een gelijkwaardige oplossing te kunnen aantonen, kosteloos toegankelijk te maken. Reactie: zie bij aanbeveling 3.
3.Het college adviseert voor het omgevingsrecht uniforme uitgangspunten en een eenduidige definitie te hanteren voor het ‘dwingend verwijzen’ naar externe normen en de (kosteloze) beschikbaarheid van aangewezen normen. Reactie: Het kosteloos toegankelijk maken van normen is nu niet aan de orde omdat in het Bouwbesluit 2012 gelijkwaardigheid mogelijk is met gebruik- making van de functionele eis waarin geen normen worden gebruikt. Deze systematiek is doorgezet onder de Omgevingswet en meest recent toegelicht in de Omgevingsregeling Stcrt. 2019, 56288 (Algemeen deel toelichting paragraaf 2.3.3) en het Invoeringsbesluit Stb. 2020, 400 (Algemeen deel toelichting onderdeel 9.3.2).
4.Het college adviseert de regeldrukparagraaf compleet te maken, conform de Rijksbrede methodiek, en daarbij de aandachtspunten te verwerken. Reactie: in de lastenparagraaf is nu alleen de te verwachte stijging van de nalevingskosten voor het bouwen gegeven. Bij toekomstige wijzigingen van NEN-normen in de bouwregelgeving, wordt toepassing van de Rijksbrede methodiek nader bezien.
v.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000740184, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van een aantal normen en enkele andere wijzigingen, Stcrt. 2020, 66974

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

w.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 juni 2021, nr. 2021-0000319006 tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met een verlenging van de overgangsregelingen voor de vakbekwaamheid van energieadviseurs voor BRL 9500-W en 9500-U, Stcrt. 2021, 32830

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft dit dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

x.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

De conceptregeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft aangegeven de conceptregeling niet te hebben geselecteerd voor een formeel advies. ATR geeft aan dat het wel gevolgen voor de regeldruk van bedrijven heeft, maar deze gevolgen al toereikend bij het bovenliggende Besluit in beeld zijn gebracht en door ATR zijn getoetst.

y.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2021, nr. 2021-0000663746, tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie, Stcrt. 2021, 49993

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het voorstel naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft en de regeldruk bij het wijzigingsbesluit toereikend in beeld is gebracht.

z.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 februari 2022, nr. 2022-0000078435, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van de actuele versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, Stcrt. 2022, 6293

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

aa.Regeling van de de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 april 2022, nr. 2022-0000156915] tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800

De conceptregeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). ATR heeft op 19 januari 2022 haar advies in deze uitgebracht. Dit is na te zien via de ATR-website www.atr-regeldruk.nl onder het kopje: Adviezen, Voorgenomen Wetgeving.

De hoofdpunten van ATR, en onze reactie hierop, zijn hieronder weergegeven:

  • Het college adviseert nut en noodzaak van de verplichte opfriscursus voor energieadviseurs inhoudelijk te onderbouwen en de juridische grondslag voor deze verplichting toe te lichten. Reatie: De cursus wordt niet voorgeschreven in wetgeving, deze wordt als voorwaarde gesteld door InstallQ, de beheerder van de beoordelingsrichtlijnen BRL 9500-W en -U. De door de wet aangewezen BRL 9500-W en -U geeft InstallQ de mogelijkheid de gediplomeerde EP-adviseur, die werkzaam is bij een gecertificeerd bedrijf, de verplichting op te leggen tot na- en bijscholing. Dit is dit in de toelichting verduidelijkt. Verder is de opfriscursus niet alleen bedoeld om de adviseurs op de hoogte te brengen van de wijzigingen, maar vooral om -in het kader van hun vakbekwaamheid- de EP-Adviseurs te wijzen op eerder geconstateerde frequente fouten die gemaakt zijn door de adviseurs. In de uitoefening van het werk zelf hebben de NTA en BRL-wijzigingen nauwelijks tot geen effect. Het betreft dus één dagdeel per jaar in het kader van vakbekwaamheid, uitwisselen van praktijkervaringen, veel gemaakte fouten en enkele wijzigingen. We zullen aan InstallQ verzoeken om de mogelijkheid te overwegen dat energie-adviseurs op een minder belastende wijze kunnen kennisnemen van veel gemaakte praktijkfouten en de wijzigingen, bijvoorbeeld door de opleiding online aan te bieden.
  • Het college adviseert alleen externe documenten aan te wijzen in regelgeving als (verwijzingen in) die documenten actueel zijn. Reatie: In de in deze regeling aangewezen versie van de NTA 8800 en de nieuwe wijzigingsbladen wordt nog uitgegaan van het van kracht zijn van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012. Op het moment dat de Omgevingswet (en daarmee het Besluit bouwwerken leefomgeving en de Omgevingsregeling) in werking treedt klopt een aantal verwijzingen in deze documenten niet meer. NEN en InstallQ zullen nog vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet interpretatiebladen publiceren waarin toegelicht wordt waar de betreffende onderdelen in de regelgeving onder de Omgevingswet te vinden zijn. Het betreft slechts nieuwe vindplaatsen; de inhoud van deze bepalingen verandert onder de Omgevingswet niet.
  • Het college adviseert de beschrijving van de regeldrukeffecten van het voorstel compleet te maken conform de Rijksbrede methodiek en daarbij duidelijk te maken wat de effecten zijn van de genoemde vier punten. ATR geeft hierbij aan dat de berekening bij de conceptregeling niet volledig was. Zo maakte volgens ATR de toelichting niet duidelijk:
    a.of energieadviseurs meer of minder tijd kwijt zijn als gevolg van de inhoudelijke wijzigingen in de wijzigingsbladen (bijvoorbeeld bij energieprestatieberekeningen);
    b.wat de lasteneffecten zijn van het opnieuw moeten attesteren van de softwarepakketten om te blijven voldoen aan de kwaliteitseisen uit de BRL 9501;
    c.in hoeverre de gewijzigde NTA8800 ertoe zal leiden dat gebouweigenaren worden geconfronteerd met een ‘slechtere’ energieprestatie, en als gevolg daarvan aanvullende maatregelen moeten treffen, bijvoorbeeld als de gebouwen niet langer voldoende aan de energieprestatie-eisen die volgen uit aanpalende regelgeving; en
    d.wat de impact is van de vernieuwde waarderingswijze voor restwarmte in de nieuwe NTA8800.
    Reactie: Paragraaf 2 van de toelichting van deze wijzigingsregeling is met bovengenoemde punten uitgebreid.
ab.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 19 april 2022 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, houdende nadere regels inzake kwaliteitsborging voor het bouwen, Stcrt. 2022, 10958

Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

De regeling is op 25 november 2021 aan het ATR voorgelegd. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

ac.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2023, nr. 2023-0000223264 tot wijziging van de Omge-vingsregeling en enkele andere regelingen in verband met een nieuwe versie van NTA 8800 en nieuwe wijzigingsbladen bij BRL 9500 en BRL 9501, Stcrt. 2023, 12584

3.1Afstemming

De aanpassingen zijn met name doorgevoerd conform een verzoek vanuit de Programmaraad1 om eventuele fouten tijdens de doorontwikkeling en implementatie van het Stelsel EPG te repareren en nieuwe technieken te waarderen. Deze aanpassingen zijn conform een vooraf afgestemde procedure in afstemming met de Projectgroep NTA 88002 en Programmaraad doorgevoerd (zie boven).

1 Zie https://www.gebouwenergieprestatie.nl/25-2/.

2 Zie https://www.gebouwenergieprestatie.nl/partners.

3.2Adviescollege Toetsing Regeldruk

De conceptregeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft op 12 januari 2023 haar advies in dezen uitgebracht. Dit is na te zien via de ATR-website www.atr-regeldruk.nl.

De hoofdpunten van ATR, en onze reactie hierop, zijn hieronder weergegeven:

  • Het college adviseert nut en noodzaak van de verplichte jaarlijkse bijscholing voor energieadviseurs nader inhoudelijk te onderbouwen in de toelichting bij het voorstel. De noodzaak van deze bijscholing is tweeledig. Allereerst is het zo dat de NTA 8800 in beginsel jaarlijks wordt aangepast. Het is belangrijk dat EP-adviseurs hiervan op de hoogte zijn. Ten tweede is het zo dat er nog altijd veel vragen leven onder adviseurs over de interpretatie van de NTA 8800 en dat er sprake is van veelgemaakte fouten. Een bijscholing kan helpen fouten terug te dringen en de nieuwe inhoud van de richtlijn kenbaar te maken. De toelichting is op dit punt aangevuld, zie paragraaf 2 onder a.
  • Het college adviseert toe te lichten of een minder frequente/omvangrijke scholingsverplichting is overwogen en te motiveren waarom daarvoor niet is gekozen. Voor een jaarlijkse scholing is gekozen omdat dit aansluit op de cyclus van aanpassingen van de NTA 8800. De omvang van de scholing wordt als passend gezien. De toelichting is op dit punt aangepast, zie paragraaf 2 onder a. • Het college adviseert duidelijk te maken dat de verplichte bijscholing voor energieadviseurs ook online mogelijk is. Dit is duidelijk gemaakt in de toelichting in paragraaf 2 onder a.
  • Het college adviseert de inhoud van de wijzigingen in de NTA 8800 concreet duidelijk te maken in de toelichting. In de toelichting wordt nu verwezen naar een document van de NEN, voor een volledig beeld van de wijzigingen. De belangrijkste wijzigingen staan in de toelichting vermeld. In verband met de overzichtelijkheid zijn niet alle wijzigingen – zoals kleine redactionele aanpassingen – in de toelichting opgenomen. Daarnaast is er bij de internetconsultatie een document bijgevoegd met de voorgenomen wijzigingen in de NTA 8800. • In afstemming met NEN zal worden bezien op welke manier het mogelijk is voor toekomstige wijzigingen van de NTA de wijzigingen inzichtelijker weer te geven.
  • Het college adviseert de beoordelingsrichtlijnen bij de NTA8800 digitaal en kosteloos beschikbaar te maken. InstallQ heeft aangegeven na te gaan of vanaf 2023 de Beoordelingsrichtlijnen 9500 en 9501 kosteloos digitaal kunnen worden verstrekt. Dit zou een positieve ontwikkeling zijn.
  • Het college adviseert de beschrijving van de regeldrukeffecten van het voorstel compleet te maken conform de Rijksbrede methodiek voor regeldrukeffecten-analyse. In de toelichting is een berekening toegevoegd van de administratieve baten als gevolg van de vereenvoudigde richtlijn, zie hiervoor paragraaf 2 onder a.
Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties