Bouwbesluit Online 2012


6 Bedrijfs- en milieueffectentoets

Omdat het in deze regeling alleen gaat om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen aanvullend onderzoek gedaan. Zie voor de bedrijfs- en milieueffecten onderdeel 14 van het algemeen deel van de nota van toelichting op het Bouwbesluit 2012.7

Wijziging van de regeling:

a.Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de correctiefactoren voor de energieprestatiecoëfficiënt en enkele andere wijzigingen

Omdat het in deze wijzigingsregeling alleen gaat om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbe sluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen aanvullend onderzoek gedaan. Zie voor de bedrijfs- en milieueffecten onderdeel 14 van het algemeen deel van de nota van toelichting op het Bouwbesluit 2012.

b.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 26 februari 2013, nr. 2013-0000121469, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de toepassing van normen en een wijziging van de Regeling omgevingsrecht

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 gaat, is geen onderzoek gedaan naar de milieu- en bedrijfseffecten van deze regeling.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is de ontwerpregeling niet beoordeeld aan de hand van de standaardtoets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets).

c.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 14 juni 2013, nr. 2013-0000350418, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 betreffende de energieprestatie van gebouwen

Omdat het alleen gaat om uitwerking van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is geen onderzoek gedaan naar de milieu- en bedrijfseffecten van deze regeling.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is de ontwerpregeling niet beoordeeld aan de hand van de standaardtoets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets).

d.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 februari 2014, nr. 2014-0000068608, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden en een wijziging van de Regeling omgevingsrecht

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is geen onderzoek gedaan naar de milieu- en bedrijfseffecten van deze regeling. Er wordt op gewezen dat de verdere indeling van de scheiding van afvalstromen, zoals opgenomen in onderdeel G van deze regeling gunstig is voor het milieu.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is voor deze ontwerpregeling geen onderzoek uitgevoerd naar de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets).

e.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 24 november 2014, nr. 2014-000023518, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de aanscherping van de warmteweerstand en de wijziging van de correctiefactoren voor de energieprestatiecoëfficiënt en wijziging van enkele andere regeling

Omdat het in deze wijzigingsregeling met name gaat om het uitwerken van voorschriften uit de wijziging van het Bouwbesluit 2012 per 1 januari 2015 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen aanvullend onderzoek gedaan. Zie voor de bedrijfs- en milieueffecten onderdeel 4 van het algemeen deel van de nota van toelichting van genoemd wijzigingsbesluit.

f.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 12 december 2014, nr. 2014-0000663941, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 1, eerste lid, onderdeel a, en 10, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, wijziging van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte en wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 (inkomensgrenzen inkomensafhankelijke huurverhoging 2015, aanpassing zorgwetgeving, gegevensverstrekking door de huurder en wijziging aanduiding NEN-norm)

Naar de bedrjfs- en milieueffecten is geen onderzoek gedaan.

g.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 18 juni 2015. , nr. 2015-0000335240, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de eisen aan kooldioxidemeters en het aanwijzen van normen.

Omdat het in deze wijzigingsregeling met name gaat om het aanwijzen van nieuwe versies van in het Bouwbesluit 2012 aangewezen normen en om de uitwerking van wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen specifiek onderzoek gedaan. Op basis van de informatie die van NEN is ontvangen ter zake van het aanwijzen van nieuwe versies van normen wordt aangenomen dat er geen sprake is van negatieve bedrijfseffecten.

h.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 7 december 2015, nr. 2015-0000728514, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van betonnen galerijvloeren en het aanwijzen van normen en wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen met betrekking tot de actualisatie van enkele Nationale Beoordelingsrichtlijnen en het vaststellen van een bijlage

Omdat deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 niet voorziet in wijzigingen van informatieverplichtingen richting de overheid, heeft het nieuwe voorschrift ook geen eenmalig effect op de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Wel is er sprake van eenmalige inhoudelijke nalevingskosten voor burgers van minimaal € 892.500 en maximaal € 1.260.000. De eenmalige inhoudelijke nalevingskosten voor bedrijven zijn minimaal € 5.057.500 en maximaal € 7.140.000.

Artikel II heeft geen effecten op de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

i.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 20 juni 2016, nr. 2016-0000354250, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van zwembaden

In de wijzigingsregeling is dit aspect niet toegelicht.

j.Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 23 december 2016, nr. 2016-0000805104, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de toepassing van enkele normen

In de wijzigingsregeling is dit aspect niet toegelicht.

k.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 december 2017, nr. 2017-0000644894, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot drijvende bouwwerken, de milieuprestatiegrenswaarde, bijna energieneutrale gebouwen en de aansturing van enkele normen

In de wijzigingsregeling is dit aspect niet toegelicht.

l.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 juni 2018, nr. 2018-0000388367, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de aanwijzing van een nieuwe versie van het CCV-inspectieschema

In de wijzigingsregeling is dit aspect niet toegelicht.

m.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 december 2018, nr. 2018-0000963331, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van een aantal normen

In de wijzigingsregeling is dit aspect niet toegelicht.

n.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 juni 2019, nr. 2019-0000343502, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van het CCV-inspectieschema, van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, en van een aantal normen

In de wijzigingsregeling is dit aspect niet toegelicht.

o.Regeling van de Minister van Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 maart 2020, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling energieprestatie gebouwen inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen

Financiële gevolgen voor burgers en bedrijven

Regeldruk

In het besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie van gebouwen ofwel het besluit EPBD III (Stb. 2020, 84) is in paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting een uitgebreid overzicht opgenomen van de verwachte regeldruk voor burgers en bedrijven. De regeldruk is berekend door onderzoeksbureau SIRA Consulting (Sira Consulting, Lastenmeting implementatie van de herziene EPBD, Eindrapport 9 juli 2019). Voor het onderzoek zijn interviews gehouden met Techniek Nederland, FME, Alfen, Sources Trading, W/E adviseurs, VNG, SCIOS en EnergiePartners. De totale eenmalige regeldruk zal naar verwachting stijgen met een bedrag tussen de € 35 en € 135 miljoen voor burgers en met een bedrag tussen € 432,7 en € 513,3 miljoen voor bedrijven. De totale structurele regeldruk zal naar verwachting stijgen met een bedrag tussen € 35,9 en € 47,9 miljoen per jaar voor burgers en dalen met een bedrag tussen € 18,7 en € 23 miljoen per jaar voor bedrijven.

In het onderzoek van Sira is al rekening gehouden met de gevolgen van de voorliggende wijzigingsregeling. Dit betekent dat er een uitzondering daargelaten geen sprake is van extra financiële gevolgen. Deze uitzondering betreft de regeldruk die voortkomt uit de verplichte afmelding van keuringen van airconditioningsystemen in een keuringsregister. Reden hiervoor is dat deze afmeldingsverplichting pas na het uitvoeren van het lastenonderzoek is toegevoegd. Uit nader overleg met gemeenten en de installatiesector is namelijk gebleken dat een afmeldsysteem voor keuringen, zoals al bestond voor verwarmingssystemen, ook voor airconditioningsystemen een belangrijk element is voor effectieve en efficiënte controle op naleving van eisen.

De regeldruk die uit deze nieuwe afmeldplicht voorkomt is naar verwachting beperkt. Voor de circa 15.000-30.000 airconditioningssystemen die gekeurd moeten worden is de verplichting om daarna af te melden dus nog niet opgenomen in het eerdergenoemde lastenonderzoek. Deze afmelding moet eens in de vijf jaar plaatsvinden en zal naar verwachting dan maximaal vijf minuten tijd vergen. Het tarief van de keurder bedraagt volgens het lastenonderzoek van SIRA Consulting € 54 per uur. Daarnaast moet rekening worden gehouden met administratieve kosten van € 5 per afmelding.

De verwachte extra regeldruk als gevolg van het afmeldregister komt daarmee op: 15.000 tot 30.000 systemen x € 5 met een keuring eens per 5 jaar = op jaarbasis € 15.000 tot € 30.000 5 min x € 54 per uur x 15.000 tot 30.000 systemen met een keuring eens per 5 jaar = op jaarbasis € 13.500 tot € 27.000.

Dit betekent dat de extra regeldruk als gevolg van de afmelding van de keuring van airconditioningsystemen naar verwachting € 28.500 tot € 57.000 op jaarbasis zal bedragen.

Hiermee zal de in het rapport van 9 juli 2019 berekende totale structurele regeldruk voor bedrijven minder zal dalen. In plaats van € 18,7 tot € 23 miljoen per jaar zullen de totale structurele lasten voor bedrijven dalen met een bedrag tussen € 18,7 en € 22,9 miljoen per jaar.

Besparingen

In het besluit EPBD III is ook een voorzichtige inschatting opgenomen van de verwachte energiebesparingen en CO2-reductie. De verwachte besparingen en CO2-reductie voor zover deze direct zouden zijn toe te rekenen aan deze wijzigingsregeling zijn hier al in meegenomen.

Bestuurlijke lasten en financiële gevolgen voor de rijksoverheid

Uitvoering van de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn Energieprestatie van Gebouwen kan voor gemeenten extra kosten meebrengen. Door SIRA Consulting zijn de bestuurlijke lasten in beeld gebracht. De eenmalige kosten voor kennisname van regelgeving bedragen € 17.000 en de structurele handhavingskosten € 1,8 miljoen per jaar. De bestuurlijke lasten als gevolg van de voorliggende regeling zijn hier al in meegenomen. De verplichting om keuringen af te melden die na het lastenonderzoek van SIRA Consulting is toegevoegd, heeft naar verwachting geen effect op de bestuurlijke lasten. Door het afmeldregister blijft de verwachte werklast gelijk, maar kan de handhaving gerichter worden ingezet op gebouweigenaren die niet aan de keuringsverplichting hebben voldaan.

p.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 april 2020, nr. 2020-0000179074, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van breedplaatvloeren

De regeldrukeffecten van de onderzoeksplicht zijn in kaart gebracht in het onderzoek ‘Regeldrukeffecten verplicht onderzoek Breedplaatvloeren’ (Sira, 17 oktober 2019).

Uit dit onderzoek volgt dat er alleen sprake is van eenmalige administratieve lasten voor bedrijven en eenmalige lasten voor de overheid voor zover zij gebouwen in bezit hebben uit categorie CC3 van de NEN 8700. Het gaat om circa 50 tot 300 gebouwen met breedplaatvloeren waarvan 10% overheidsgebouwen zijn. De kosten van het onderzoek bedragen afhankelijk van de grootte van het gebouw in kwestie circa € 2.500 tot € 12.500.

Op basis van bovenstaande zijn de totale kosten:

Voor bedrijven tussen minimaal € 588.240 en maximaal € 3.032.460.

Voor overheden tussen minimaal € 65.360 en maximaal € 336.940.

q.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2020, nr. 2020-0000414055, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw

Regeldruk

In het besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw is in onderdeel 5 van het algemeen deel van de toelichting een uitgebreid overzicht opgenomen van de verwachte regeldruk voor burgers en bedrijven. De regeldruk is berekend door onderzoeksbureau SIRA Consulting (onderzoeksrapport 11 februari 2019 ‘Effectmeting wijziging Bouwbesluit 2012, financiële effecten van bijna energieneutraal bouwen (BENG)’).

In het bovengenoemde onderzoek van SIRA is al rekening gehouden met de gevolgen van de voorliggende wijzigingsregeling. Dit betekent dat er een uitzondering daargelaten geen sprake is van extra financiële gevolgen. Deze uitzondering betreft de regeldruk die voortkomt uit de eisen ter voorkoming van oververhitting.

SIRA heeft in opdracht van BZK de eenmalige en structurele financiële effecten van toepassing van dergelijke dynamische berekeningen voor bedrijven en gemeenten in kaart gebracht. Dit aanvullende onderzoek is het rapport ‘Effectentoets dynamische berekening TOjuli van december 2019’. Uit deze rapportage blijkt dat de initiële eenmalige administratieve lasten voor bedrijven moeten worden ingeschat op in totaal minimaal € 197.500 en maximaal € 745.000. De structurele jaarlijkse administratieve lasten zijn begroot op minimaal € 39.500 en maximaal € 149.000.

Bestuurlijke lasten en financiële gevolgen voor de Rijksoverheid

Uitvoering van de hierboven genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012 kan voor gemeenten extra kosten meebrengen. Door SIRA Consulting zijn in hierboven eerstgenoemde rapportage de bestuurlijke lasten in beeld gebracht. De eenmalige kosten voor kennisname van regelgeving bedragen € 17.000 en de structurele handhavingskosten € 1,8 miljoen per jaar. De bestuurlijke lasten als gevolg van de voorliggende wijzigingsregeling zijn hier al in meegenomen. Uit het aanvullende onderzoek van SIRA blijkt dat de verwachting is dat de effecten voor gemeenten verwaarloosbaar zijn. Dit komt omdat gemeenten alleen behoeven te controleren of aan de TOjuli-eis of GTO-eis is voldaan en of de benodigde berekeningen aanwezig zijn. Bovendien is de verwachting dat er slechts een beperkt aantal dynamische berekeningen zal worden gemaakt.

r.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2020, 2020-0000554748 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, Stcrt. 2020, 50199

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zijn de gevolgen voor burgers, bedrijven, decentrale overheden en de Rijksoverheid in verband met het wettelijk stelsel door Sira Consulting in kaart gebracht. Hierbij heeft Sira Consulting onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele effecten en regeldrukeffecten die deels al bedrijfseigen zijn omdat ze ook worden gemaakt zonder verplichting uit wet- en regelgeving. Naar aanleiding van de motie Koerhuis/Ronnes 1 van 22 mei 2019, waarin de regering is verzocht een MKB-toets uit te voeren om de regeldruk en kosten van het stelsel nader te toetsen, zijn in het kader van het bovenliggende besluit (Stb. 2020, 348) de regeldrukeffecten voor installatiebedrijven nader gespecificeerd naar type en grootte van het bedrijf en deze effecten doorberekend naar gevolgen voor de kosten van installatie en onderhoud voor de burger. Bij deze doorrekening heeft Sira Consulting in afstemming met de sector ook een aantal aannames en uitgangspunten geactualiseerd (onder andere met betrekking tot opleiding en uurtarief van monteurs).

Deze voor de regeldrukeffecten uitgevoerde berekeningen zijn uitgebreid toegelicht in de nota van toelichting bij het besluit (Stb. 2020, 348). Onderhavige ministeriële regeling brengt geen aanvullende regeldrukeffecten met zich mee.

1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 022, nr. 12.

s.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2020, nr. 2020-0000683510, tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 inzake de bepalingsmethode voor het geluidsniveau van buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking, Stcrt. 2020, 62676

Omdat het in deze wijzigingsregeling alleen gaat om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen aanvullend onderzoek gedaan.

t.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000742896 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en twee andere regelingen in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800, Stcrt. 2020, 66972

Er is geen onderzoek naar de effecten op de regeldruk uitgevoerd.

u.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000740184, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van een aantal normen en enkele andere wijzigingen, Stcrt. 2020, 66974

Er is geen onderzoek naar de effecten op de regeldruk uitgevoerd.

v.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 februari 2021, nr. 2021-0000069476 tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met een overgangsregeling voor de vakbekwaamheid van energieadviseurs voor BRL 9500-W en 9500-U, Stcrt. 2021, 7104

De kwaliteitsborging van deze overgangsregeling vindt plaats binnen de kaders van het kwaliteitsbor- gingsysteem en de Beoordelingsrichtlijnen BRL 9500-W en BRL 9500-U. Deze beoordelingsrichtlijnen bevatten onder andere voorschriften voor het uitvoeren van interne dossier audits in paragraaf 6.1 van de BRL’en van 15 april 2020 en bijbehorende wijzigingsbladen van 15 december 2020. De certificaathouder moet twee extra interne controles doen per persoon werkzaam onder de overgangsregeling, om de kwaliteit van de registraties te waarborgen. Geconstateerde afwijkingen dienen te worden aangepast. De extra lasten voor de certificaathouder zijn circa 2 uur per dossiercontrole. Het is heel verschillend hoeveel personen werkzaam zijn voor een certificaathouder en daarmee lastig om een beeld te geven van de totale lasten voor certificaathouders. Voor de totale lasten maakt ook uit hoeveel personen en op welk moment zij gebruik willen maken van de overgangsregeling, tussen het moment van inwerkingtreding van de onderhavige regeling en 1 juli 2021. Tegenover deze last staat echter de baat dat deze persoon middels de overgangsregeling weer aan het werk kan.

w.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 juni 2021, nr. 2021-0000319006 tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met een verlenging van de overgangsregelingen voor de vakbekwaamheid van energieadviseurs voor BRL 9500-W en 9500-U, Stcrt. 2021, 32830

Er is geen onderzoek naar de effecten op de regeldruk uitgevoerd.

x.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

Onderhavige wijziging bevat geen nieuwe eisen of een verzwaring van bestaande eisen ten opzichte van de implementatie van de EPBDIII op 10 maart 2020. De financiële gevolgen van onderhavige regeling voor burgers, bedrijven en overheden zijn dan ook reeds in beeld gebracht via een effecten- onderzoek bij de wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving van 4 maart 2020.2 In het effectenonderzoek is rekening gehouden met de financiële gevolgen, waaronder structurele regeldruk en eenmalige kosten voor aanpassing, die nodig zijn in de markt en bij het bevoegd gezag om te voldoen aan de EPBDIII verplichtingen voor inspectie van airconditioningssystemen.3 In aanvulling op het effectenonderzoek geeft deze paragraaf een korte beschrijving van de uitvoeringspraktijk.

2 Lastenmeting implementatie van de herziene EPBD, p. 33-34.Stb.2020, 84.

3 Dit betekent dat er ook rekening is gehouden met de nieuwe systematiek onder de Omgevingswet.

Burgers en bedrijven

Voor gebouweigenaren betekenen de wijzigingen in deze regeling ten behoeve van de EPBDIII implementatie dat er op het moment van aflopen van de overgangsperiode (10 maart 2022) opgeleide keurders zijn die keuringen kunnen uitvoeren van airconditioningsystemen, gecombineerde verwarmings- en airconditioningssystemen en gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen die voldoen aan de EPBDIII verplichtingen. Vanaf 10 maart 2022 dienen gebouweigenaren een keuring uit te laten voeren waarbij de nieuwe beroeps- en kwalificatie-eisen in acht worden genomen. Een keuringsplicht voor technische installaties7 is er op dit moment al. Onderhavige regeling leidt niet tot een andere frequentie of omvang van deze keuringen. Het biedt wel de mogelijkheid om gebruik te maken van recente onderhoudsregisters bij de keuringswerkzaamheden of om onderhoud- en keuringswerkzaamheden te combineren. Wanneer hiervoor wordt gekozen, kan dit leiden tot een efficiëntere invulling van de keuringsverplichting ten opzichte van de huidige situatie waarbij deze opties niet mogelijk zijn.

Voor keuringsdeskundigen betekenen de wijzigingen in deze regeling ten behoeve van de EPBDIII implementatie dat ze zich moeten diplomeren of bijscholen wanneer ze nog geen geldig diploma hebben of hun diploma afloopt. Onder de oude systematiek moeten gekwalificeerde deskundigen van wie het diploma inmiddels verlopen is een geheel nieuw opleidings- en examentraject afleggen. Via onderhavige regeling wordt er in dit geval alsnog de mogelijkheid geboden een bijscholingsexamen te doen zonder dat daarmee ingeboet wordt op de kwaliteit van opleiding of examens. Wanneer hiervoor wordt gekozen, is het traject voor keuringsdeskundigen minder ingrijpend in vergelijking met de oude systematiek.

Voor exameninstellingen betekenen de wijzigingen in deze regeling ten behoeve van de EPBDIII implementatie dat zij tijdig opleidingen aanpassen en aanbieden, waarbij de nieuwe beroeps- en kwalificatie-eisen in acht worden genomen. Op deze manier wordt voorkomen dat er te weinig keuringsdeskundigen zijn op 10 maart 2022.

Overheden

Op dit moment is de gemeente in de meeste gevallen toezichthouder en controleert en handhaaft de keuringen van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen. Onderhavige regeling leidt niet tot een wijziging hiervan, noch tot een andere frequentie of omvang van (de handhaving van) deze keuringen. Kortom, het effect voor de bestuurlijke lasten van het bevoegd gezag wijzigt niet ten opzichte van de lastenmeting die is gedaan voor de implementatie van de EPBDIII.

y.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2021, nr. 2021-0000663746, tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie, Stcrt. 2021, 49993

In het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658) is in onderdeel 5 van de nota van toelichting een uitgebreid overzicht opgenomen van de verwachte financiële effecten voor burgers en bedrijven. De effecten zijn berekend door onderzoeksbureau SIRA Consulting (onderzoeksrapport van onderzoeksbureau SIRA Consulting, Effectenmeting minimumeis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie).1 De onderhavige regeling brengt geen extra lasten met zich mee ten opzichte van hetgeen al in kaart is gebracht in voornoemd rapport.

z.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 februari 2022, nr. 2022-0000078435, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van de actuele versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, Stcrt. 2022, 6293.

De voorgestelde wijzigingen leiden niet tot extra lastendruk voor burgers of bedrijven bij het verrichten van bouwprojecten. De voorgestelde wijzigingen leiden naar verwachting niet tot lasten voor de overheid.

Ad a) aanpassing rekenregels

Een klein aantal partijen biedt rekensoftware aan voor de berekening van de milieuprestatie van bouwwerken4. Dat doen zij in het algemeen als onderdeel van bredere softwarepakketten en adviesdiensten. Deze partijen hebben tijd moeten investeren in de aanpassing van hun rekensoftware. Dit vraagt beperkte tijdsbesteding per partij. Gezien het kleine aantal partijen dat deze software aanbiedt, is dit maatschappelijk gezien een zeer kleine extra last.

Ad b) berekening van de milieueffecten van hergebruik en verlenging levensduur

Deze wijziging maakt het mogelijk om meer variatie aan te brengen in maatregelen voor de verlaging van de milieudruk. Voor reguliere bouwprojecten heeft dit geen gevolgen voor de lastendruk voor burgers of bedrijven. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de milieuprestatie van maatregelen die werken met forfaitaire levensduur en zonder scenario’s voor hergebruik. Voor een bouwer die met de nu beschikbare gangbare materialen en bouwmethoden aan de milieuprestatie-eis wil voldoen, leidt dit niet tot extra regeldruk; de streefwaarde is ook met nu beschikbare gangbare materialen en bouwmethoden te realiseren.

Ad c) aanpassing achterliggende databestanden

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de lastendruk.

Ad d) actualiseren en verduidelijken van enkele administratieve regels en definities

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de lastendruk.

4 Het gaat om minder dan tien partijen. Een partij moet een licentie verkrijgen van de stichting NMD om berekeningen met de Bepalingsmethode te mogen maken.

aa.Regeling van de de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 april 2022, nr. 2022-0000156915] tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800

Gevolgen

Zoals hiervoor beschreven hebben de inhoudelijke wijzigingen die verwerkt zijn in NTA 8800:2022 geen of een zeer klein effect op de BENG-eisen, TOjuli-eis en de labelklassengrenzen van het stelsel EPG. In een enkel geval kunnen deze wijzigingen resulteren in verschillen in de einduitkomst van een energieprestatieberekening.

In onderstaande vier punten worden de effecten nader uitgewerkt.

Gevolgen voor EP-adviseurs

De EP-adviseurs zullen n.a.v. deze wijzigingen niet of nauwelijks meer tijd kwijt zijn. Het betreft minimale inhoudelijke wijzigingen die weinig tot geen effect hebben op hun werkwijze, zowel wat opname als berekening betreft.

Verder worden de gediplomeerde EP-Adviseurs die bij of voor een op basis van BRL-9500 gecertificeerd bedrijf werken verplicht een jaarlijkse opfriscursus te volgen. Deze cursus wordt niet voorgeschreven in de wetgeving, maar als voorwaarde gesteld door InstallQ, de beheerder van de beoordelingsrichtlijnen BRL 9500-W en -U. De door de wet aangewezen BRL 9500-W en -U geeft InstallQ de mogelijkheid de gediplomeerde EP-adviseur, die werkzaam is bij of voor een gecertificeerd bedrijf, de verplichting op te leggen tot na- en bijscholing.

De EP-adviseurs zullen tijdig hierop worden geattendeerd, zodat zij zich de inhoudelijke wijzigingen eigen kunnen maken voor de inwerkingtreding van de NTA 8800:2022 en de nieuwe wijzigingsbladen bij de BRL 9500-U, BRL 9500-W en BRL 9501. Ter bewaking van het kwaliteitsniveau van de werkzaamheden van de vakbekwame energieadviseur en om relevante wijzigingen in het EPG-stelsel bekend te maken, zal begin 2022 deze niet vrijblijvende opfriscursus voor adviseurs worden georganiseerd. De tijdsinvestering van deze cursus voor de adviseurs wordt geschat op acht uur, waarvan naar schatting de helft toe te rekenen is aan kennisoverdracht over de wijzigingen die voortvloeien uit de onderhavige regeling. De inschatting is dat voor een dagcursus de kosten rond de € 450,– liggen. Het uurtarief van energieadviseurs volgens het SIRA-rapport Lastenmeting wijziging EP-methode en inijking energielabels uit 2019 is € 54,–. Uitgaande van 2000 adviseurs geven de wijzigingen daarmee een eenmalige administratieve last voor energieadviseurs van: 2000 x (0,5*€ 450,– + 4*€ 54,–) = 882.000,–.

De lasteneffecten voor de softwareleveranciers

Er zijn op dit moment 3 softwareleveranciers. De lasteneffecten voor deze leveranciers van het opnieuw moeten attesteren van de softwarepakketten om te blijven voldoen aan de kwaliteitseisen uit de BRL 9501 zijn als volgt:

  • Het testen van de software is standaard onderdeel van software(door)ontwikkeling. Bij ieder wijziging die wordt doorgevoerd/ release die aan de markt wordt opgeleverd, moeten EDR-testen worden uitgevoerd en de resultaten worden doorgegeven aan de certificerende instelling;
  • De nieuwe software releases behelzen niet alleen het doorvoeren van de wijzigingen, maar ook verbeterpunten als gevolg van feedback van gebruikers en reparatie van mogelijke bugs;
  • Nu met het wijzigingsblad, dat ook inhoudelijke wijzigingen bevat, moet men de software wel laten her-attesteren, waarbij de certificerende instelling de software komt toetsen. Voor de kosten wordt onderscheid gemaakt tussen initiële attestering en her-attestering;

Concreet zijn volgens opgave van de certificeerder de eenmalige kosten voor de initiële attestering van de software (toetreding tot de markt) € 2.848 incl. btw, en nu voor de her-attestering € 2.079 incl. btw. Voor alle tussentijdse releases betaalt men niets.

De gevolgen voor gebouweigenaren

Voor sommige gebouweigenaren zullen mogelijk in heel specifieke situaties marginale effecten (enkele procenten) voorkomen in de energieprestatie van het gebouw. Nader toegelicht: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: Ministerie van BZK) heeft met NEN een procedure afgesproken over wanneer een wijziging mocht worden doorgevoerd. Deze procedure houdt in dat allereerst op basis van doorrekeningen -waarmee de wijzigingen worden vergeleken met de oorspronkelijke situatie- de effecten voor de BENG-eisen in kaart zijn gebracht. Vervolgens worden vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) deze rekenresultaten bestudeerd en een advies aan BZK verstrekt. Alleen als de analyse en het advies van RVO uitwees dat de effecten gemiddeld gezien marginaal waren en niet zouden leiden tot herziening van de BENG-eisen, de energielabelgrenzen of TOjuli en geen onoverkomelijke problemen zouden geven bij de rekensoftware werden de aanpassingen op instignatie van het Ministerie van BZK doorgezet. In sommige gevallen werd wel geconstateerd dat bepaalde aanpassingen in heel specifieke situaties meer dan marginale effecten te zien gaven (bv. enkele procenten verandering van een bepaalde energieprestatie-indicator).

De vernieuwde waarderingswijze voor restwarmte in NTA 8800:2022

Op pagina 945 van de NTA 8800:2022 is een aanpassing gemaakt t.a.v. de waardering van de restwarmte.

In de NTA 8800 werd restwarmte oorspronkelijk gewaardeerd met een vaste primaire energiefactor van 0,1 (tabel 5.5) en een opwekkingsrendement ηHD;gen van 100%. Dit wordt door marktpartijen als te restrictief gezien bij bijvoorbeeld ‘restwarmte’ vanuit datacenters of condensorwarmte vanuit andere koelsystemen. Ook kan dat leiden tot onduidelijkheid omdat de NTA 8800 in P.6.5.4.7 aangeeft hoe met een afwijkende waarde van het opwekkingsrendement ηHD;gen moet worden omgegaan. De vaste waarde is in NTA 8800:2022 daarom uit tabel 5.5 gehaald en omgezet naar een forfaitaire waarde. Hier mag van afgeweken worden en in dat geval mogen de daadwerkelijke gegevens gebruikt worden. Ook is er nu een link met de energieprestatie van elektriciteit, terwijl elektriciteit als hulpenergie nodig is om restwarmte beschikbaar te maken. Restwarmte kan door deze wijziging beter gewaardeerd worden.

ab.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 19 april 2022 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, houdende nadere regels inzake kwaliteitsborging voor het bouwen, Stcrt. 2022, 10958

Voor de berekening van de regeldruk voor bedrijven en burgers zijn de artikelen 5.14 tot en met 5.16 van belang, hierna zal op elk artikel afzonderlijk worden ingegaan.5

5 SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021.

Eisen aan opleiding en ervaring voor kwaliteitsborging (art. 5.14 Rb)

Het gaat hier om de eisen voor opleiding en ervaring die nodig zijn om de werkzaamheden uit te mogen voeren en ook om de eisen deze kennis op peil te houden. Het derde lid van dit artikel verplicht kwaliteitsborgers om kennis te nemen van alle wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 en om ten minste elke 2 jaar deel te nemen aan bijscholing op het specifieke deelgebied waarop de betreffende medewerker werkzaam is.De regeldruk als gevolg van de verplichting om kennis te nemen van alle wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 is toe te rekenen aan de wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 en niet aan deze regeling. De verplichting om elke twee jaar een opleiding te volgen om de kennis op peil te houden leidt tot een structurele toename van de nalevingskosten voor bedrijven van ongeveer 0,3 miljoen6 per jaar.

6 SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021, p. 6.

Bewaarplicht gegevens en bescheiden (art. 5.15 Rb)

De gegevens en bescheiden over de werkzaamheden van de kwaliteitsborging van een project moeten ten minste zeven jaar na het afgeven van een verklaring van de kwaliteitsborger worden bewaard. Dit betreft in ieder geval de brondocumenten (vergunningsgegevens, technisch ontwerp en nadere uitwerking), de risicobeoordeling en borgingsplan inclusief actualisaties, rapportage bevindingen en follow up en de informatie als bedoeld in de artikelen 1.48 tot en met 1.50 van het Bouwbesluit 2012. Naar verwachting zullen deze administratieve lasten voor bedrijven verwaarloosbaar zijn.7

7 SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021, p. 8.

Informatieverstrekking kwaliteitsborger aan instrumentaanbieder (art. 5.16 Rb)

Het betreft hier de projectinformatie die een kwaliteitsborger moet leveren aan een instrumentaanbieder voor elk getoetst bouwproject. De regeldrukeffecten van deze verplichting beperkt zich tot het toezenden van de informatie naar de instrumentaanbieder en naar verwachting leiden tot een structurele toename van de administratieve lasten van ongeveer € 108.0008.

8 De administratieve lasten voor het op orde hebben van deze informatie zijn al berekend in eerder onderzoeken naar regeldruk van de Wkb. SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021, p. 9.

ac.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2023, nr. 2023-0000223264 tot wijziging van de Omge-vingsregeling en enkele andere regelingen in verband met een nieuwe versie van NTA 8800 en nieuwe wijzigingsbladen bij BRL 9500 en BRL 9501, Stcrt. 2023, 12584

De inhoudelijke wijzigingen die verwerkt zijn in NTA 8800:2023 hebben gemiddeld (over de gehele gebouwvoorraad) bezien geen effect op de BENG-eisen1, TOjuli-eis2 en de energielabelklassengrenzen van het stelsel EPG. In het geval dat er een effect is geconstateerd, is het belang van deze aanpassing afgewogen in het kader van fysische correctheid, vereenvoudiging, reparatie van fouten en/of het stimuleren en toestaan van innovaties en nieuwe technieken. In sommige gevallen kunnen deze wijzigingen resulteren in verschillen in de einduitkomsten van een energieprestatieberekening en dus leiden tot andere labelklassen of het eenvoudiger dan wel moeilijker realiseren van de nieuwbouw-eisen.

In onderstaande drie punten worden de effecten nader uitgewerkt.

1 ’Bijna energieneutrale gebouwen’; Stb. 2019, 501 en Stcrt. 2020, 37764.

2 TOjuli betreft de waarde voor risico op oververhitting in woningen.

AGevolgen voor EP-adviseurs

De energieprestatieadviseurs (hierna: EP-adviseurs) zullen naar aanleiding van deze wijzigingen niet of nauwelijks meer tijd kwijt zijn. Het betreft minimale inhoudelijke wijzigingen die weinig tot geen effect hebben op hun werkwijze, zowel wat opname als berekening betreft. Doordat er een aantal vereenvoudigingen en verduidelijkingen zijn doorgevoerd kan de tijdsbesteding zelfs iets lager zijn, mede afhankelijk van gebouwtype en complexiteit van het object.

De in de regelgeving aangewezen BRL 9500-W en -U geven InstallQ de mogelijkheid de vakbekwame EP-adviseur, die werkzaam is bij of voor een gecertificeerd bedrijf, de verplichting op te leggen tot na- en bijscholing3. Voldoen aan deze verplichting is een voorwaarde voor het behouden van vakbekwaamheid voor EP-adviseurs.

Het Centraal College van Deskundigen4 (CCvD) meent dat regelmatige bijscholing van de energieadviseurs van groot belang is. Uit de beroepsgroep van adviseurs blijkt dat er vaak vragen zijn over hoe de richtlijnen geïnterpreteerd moeten worden. Zo komen er per maand gemiddeld ongeveer 250 vragen binnen bij het Kenniscentrum Energieprestatie Gebouwde Omgeving (KEGO)5.

Het CCvD stelt dat een jaarlijkse bijscholing past bij de cyclus van de NTA 8800. De richtlijnen van de NTA 8800 worden in beginsel elk jaar herzien of aangevuld en vereenvoudigd . Om te bewerkstelligen dat de energieadviseurs van deze aanpassingen op de hoogte zijn is jaarlijkse bijscholing van groot belang. Deze frequentie is volgens de CCvD naar verwachting de komende 5 jaar in ieder geval nog gepast, dit in verband met de lopende herziening van de Energy Performance of Building Directive. In de bijscholing voor EP-adviseurs wordt ook aandacht gegeven aan veelgemaakte fouten. Het terugdringen van deze fouten draagt bij aan het einddoel: het komen tot een eenduidige bepaling van de energieprestatie van een gebouw.

Voor de lengte van een dagdeel is gekozen omdat dit, naar beoordeling van de CCvD, een gepaste tijdsperiode is om de inhoud te behandelen en ruimte te bieden aan deelnemers om te netwerken. In 2023 hebben opleiders de mogelijkheid om de bijscholing online aan te bieden; dit zal duidelijk worden gecommuniceerd. Daarbij is wel in de accreditatie van de opleiders meegenomen dat opleiders die online cursussen aanbieden moeten garanderen dat de deelnemers die online – op afstand – de bijscholing volgen ook duidelijk zichtbaar aanwezig moeten zijn voor de docent. In 2022 zijn er door partijen al online bijscholingen aangeboden, hierdoor is te verwachten dat dit aanbod in 2023 er weer zal zijn.

De EP-adviseurs zullen tijdig worden geattendeerd op de inhoudelijke wijzigingen, zodat zij zich deze eigen kunnen maken voor de inwerkingtreding van de NTA 8800:2023 en de nieuwe wijzigingsbladen bij de BRL 9500-U, BRL 9500-W en BRL 9501. Ter bewaking van het kwaliteitsniveau van de werkzaamheden van de vakbekwame EP-adviseur en om relevante wijzigingen in het EPG-stelsel bekend te maken, is begin 2023 deze niet vrijblijvende bijscholing voor adviseurs georganiseerd. De tijdsinvestering van deze cursus voor de adviseurs is ongeveer acht uur, waarvan naar schatting de helft toe te rekenen is aan kennisoverdracht over de wijzigingen die voortvloeien uit de onderhavige regeling. De kosten voor de bijscholing liggen rond de € 450,–. Het uurtarief van energieadviseurs volgens het SIRA-rapport Lastenmeting wijziging EP-methode en inijking energielabels uit 2019 is € 54,–. Uitgaande van 2200 adviseurs geven de wijzigingen daarmee een eenmalige administratieve last voor energieadviseurs van: 2200 x (0,5*€ 450,– + 4*€ 54,–) = € 970.200,–.

Met de NTA 8800:2023 worden enige vereenvoudigingen aangebracht ten opzichte van de NTA 8800:2022 die met name bij meer complexe gevallen zoals bepaalde utiliteitsbouw en (nieuwe) woongebouwen enige rekentijd kan besparen. Een grove inschatting is dat bij ca. 2000 gevallen per jaar een kwartier rekentijd kan worden bespaard. Ten opzichte van de bovengenoemde eenmalige administratieve lasten van € 970.200,– is er dus ook sprake van administratieve baten van 2000 x 0,25 x € 54,– = € 27.000,–. De belangrijkste reden om de vereenvoudigingen in de NTA 8800 door te voeren is echter niet de beoogde tijdwinst, maar het beperken van fouten bij de invoer van de berekening en daarmee het verhogen van een eenduidige bepaling van de energieprestatie.

3 Werd tot 2023 opfriscursus genoemd.

4 Het Centraal College van Deskundigen (CCvD) van InstallQ beheert de inhoud van certificatieregelingen en de Beoordelingsrichtlijnen (BRL-en).

5 Stichting KEGO is in 2020 opgericht door AvEPA, FedEC, InstallQ en ISSO en heeft als taak het beheer en de uitvoering van het energieprestatie-adviesplatform te borgen en verzorgen.

BDe lasteneffecten voor de softwareleveranciers

Er zijn op dit moment 3 softwareleveranciers actief in deze branche. De lasteneffecten voor deze leveranciers van het opnieuw moeten attesteren van de softwarepakketten om te blijven voldoen aan de kwaliteitseisen uit de BRL 9501 zijn als volgt:

  • Testen Het testen van de software is standaard onderdeel van software(door)ontwikkeling. Bij iedere wijziging die wordt doorgevoerd en bij een nieuwe release die aan de markt wordt opgeleverd, moeten Energiediagnosereferentietesten (EDR-testen) worden uitgevoerd en de resultaten worden doorgegeven aan de certificerende instelling. De nieuwe software releases behelzen niet alleen het doorvoeren van de wijzigingen, maar ook verbeterpunten als gevolg van feedback van gebruikers en reparatie van mogelijke bugs. Om die reden worden ter controle bij iedere release de EDR-testen doorlopen teneinde te bewaken dat er geen andere rekenresultaten bij gelijk gebleven invoer ontstaan dan bij de eerdere release.
  • Attestering Vanwege het nieuwe wijzigingsblad bij BRL 9501, dat – vanwege inhoudelijke wijzigingen in de NTA 8800 en daarmee de hieraan gelieerde rekensoftware – ook inhoudelijke wijzigingen bevat, moet men de software laten herattesteren, waarbij de certificerende instelling de software komt toetsen. Voor de kosten wordt onderscheid gemaakt tussen initiële attestering en herattestering. Afhankelijk van het aantal testen zijn volgens opgave van de certificeerder de eenmalige kosten voor de initiële attestering van de software (toetreding tot de markt) ca. € 3.500,– excl. btw, en voor de herattestering € 2.500,– excl. btw. Voor alle tussentijdse releases betaalt men niets.

CDe gevolgen voor gebouweigenaren

Voor sommige gebouweigenaren zullen mogelijk in specifieke situaties marginale effecten (enkele procenten, uitzonderingen daargelaten) voorkomen vanwege de wijziging van de energieprestatie van het gebouw ten opzichte van de NTA 8800:2022. Nader toegelicht: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft met NEN een procedure afgesproken over wanneer een wijziging mag worden doorgevoerd. Deze procedure houdt in dat allereerst op basis van doorrekeningen – waarmee de wijzigingen worden vergeleken met de oorspronkelijke situatie op basis van de voorgaande dan geldende versie van de NTA 8800 – de effecten voor het EPG-stelsel in kaart worden gebracht. Vervolgens worden vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) de rekenresultaten bestudeerd en een advies aan BZK verstrekt. Alleen indien de analyse en het advies van RVO uitwijzen dat de effecten gemiddeld bezien marginaal zijn en onder andere niet zouden moeten leiden tot herziening van de BENG-eisen, de energielabelklassengrenzen, of de eis ter beperking van het risico van oververhitting (TOjuli) en verder geen onoverkomelijke problemen geven bij de rekensoftware en opnameprotocollen, worden de aanpassingen op instignatie van het Ministerie van BZK doorgezet. Deze procedure is ook voor de wijzigingen in het kader van de NTA 8800:2023 gevolgd.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties