Bouwbesluit Online 2012


Artikel 5.13 (Stcrt. 2020, 21238)

Met artikel 5.13 van de wijzigingsregeling gepubliceerd in Stcrt. 2020, 21238, is in hoofdstuk 5a, Onderzoeksverplichting zorgplicht, een nieuw artikel 5.13, Breedplaatvloeren, opgenomen. Het eerste lid bepaalt voor welke categorieën bouwwerken met breedplaatvloeren de onderzoeksplicht geldt. De onderzoeksplicht richt zich niet tot gebouweigenaren van gebouwen zonder breedplaatvloeren. Wel zullen deze gebouweigenaren moeten nagaan of er geen breedplaatvloeren zijn toegepast in hun gebouw om daarmee voor zichzelf vast te kunnen stellen dat de onderzoeksplicht niet van toepassing is. Of er in een gebouw sprake is van breedplaatvloeren is in veel gevallen eenvoudig visueel waar te nemen. Bij breedplaatvloeren is aan de onderzijde van de vloer sprake van naden met een hart op hart afstand van 2,4 meter. Dit komt doordat de geprefabriceerde betonnen breedplaten altijd een standaardbreedte hebben van 2,4 meter. Deze naden zijn duidelijk zichtbaar als de vloer aan de onderzijde niet verder is afgewerkt. Dat is meestal het geval. De breedplaatvloeren zijn met hun kenmerkende naden goed te onderscheiden van de andere twee typen betonvloeren die worden toegepast in de bouw. Dat zijn de zogenoemde kanaalplaatvloeren met naden met een hart op hart afstand van 1,2 meter en de geheel in het werk gestorte betonvloeren waarbij geen sprake is van naden. Naast de genoemde visuele waarneming kan ook aan de hand van de bouwtekeningen van het gebouw worden nagegaan of breedplaatvloeren zijn toegepast. De in het eerste lid opgenomen categorieën waarvoor de onderzoeksplicht geldt betreffen allemaal gebouwen die vallen in de hoogste gevolgklasse (CC3) van NEN 8700. In NEN 8700 zijn deze gebouwen opgenomen in tabel NB.21-B1. Er wordt op gewezen dat hoewel de in deze norm gebruikte terminologie afwijkt van de in deze regeling gebruikte begrippen, het om dezelfde gebouwen gaat.

In onderdeel a is aangegeven dat het gaat om gebouwen waarin een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 70 m boven het meetniveau ligt. In onderdeel b gaat het om gebouwen met 4 of meer bouwlagen bedoeld voor minder zelfredzame personen, dus waarin zich een gezondheidszorgfunctie met bedgebied, een celfunctie of een woonfunctie voor 24 uurs-zorg bevindt. Als derde categorie zijn in onderdeel c de bijeenkomstfunctie, winkelfunctie, sportfunctie en onderwijsfunctie opgenomen. De gebruiksfuncties in onderdeel c mogen dan geen nevengebruiksfunctie zijn én er moet in geval van bezwijken van een breedplaatvloer een risico zijn dat meer dan 500 personen gelijktijdig gevaar kunnen lopen.

Van een risico voor meer dan 500 personen is sprake wanneer op en onder een breedplaatvloer meer dan 500 personen aanwezig kunnen zijn, maar ook als na het bezwijken van een breedplaatvloer voortschrijdende instorting kan plaatsvinden van een (gedeelte van een) gebouw. Bij de beoordeling of een gebouw valt onder het eerste lid, onderdeel c, moet allereerst worden nagegaan of het gebouw bestemd is voor meer dan 500 personen. Dit kan eenvoudig gedaan worden door de eigenaar zelf. Of vervolgens sprake kan zijn van een gelijktijdige gevaar voor meer dan 500 personen, zal door een deskundige constructeur moeten worden bepaald. In onderdeel c zijn de voor publiek toegankelijke gebruiksfuncties genoemd (bijeenkomst, winkel, sport en onderwijs) en is aangegeven dat het niet gaat om nevengebruiksfuncties. Met het uitsluiten van nevenfuncties wordt voorkomen dat bijvoorbeeld kantoorgebouwen met een bijeenkomstfunctie (als nevenfunctie van de kantoorfunctie) onderzocht moeten worden terwijl dergelijke gebouwen in NEN 8700 niet vallen onder de gevolgklasse CC3.

Met het tweede lid is geregeld dat de onderzoeksplicht niet geldt voor gebouwen die voor 1 januari 2000 gereed zijn gemeld. Voor deze datum is gekozen omdat pas vanaf 2000 meer regulier voor deze mogelijk risicovolle toepassing van breedplaatvloeren is gekozen.

Met het derde lid is geregeld dat de onderzoeksplicht van het eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing is op de gedeelten van een gebouw met een woonfunctie of nevenfuncties daarvan. Concreet betekent dit dat bij een gebouw hoger dan 70 meter de onderzoeksplicht niet geldt als het alleen gaat om een woongebouw, dat wil zeggen een gebouw met alleen woonfuncties of nevenfuncties daarvan. Een uitzondering geldt als een woongebouw een eigen parkeergarage (overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen) heeft als nevengebruiksfunctie. Deze parkeergarage valt dan wel onder de onderzoeksplicht. Risicovolle toepassing van breedplaatvloeren in alleen woongebouwen is niet aannemelijk en is daarom buiten de onderzoeksplicht gelaten. Dit is ook in overeenstemming met het in het vierde lid genoemde stappenplan. De onderzoeksplicht is dus wel van toepassing als sprake is van een woongebouw hoger dan 70 meter met daaronder een andere gebruiksfunctie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een zogenaamde winkel- of kantorenplint onder een woongebouw. De plint valt dan wel onder de onderzoeksplicht, maar de bovengelegen woonfuncties en nevenfuncties daarvan niet.

Het vierde lid bepaalt dat het onderzoek moet worden uitgevoerd volgens het Stappenplan beoordeling bestaande gebouwen met breedplaatvloeren van 20 mei 2019. (www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/publicaties/2019/05/22/stappenplan-beoordeling-bestaande-gebouwen-met-breedplaatvloeren).

Het stappenplan geeft rekenregels waarmee bestaande gebouwen met breedplaatvloeren kunnen worden beoordeeld op het voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit 2012 schrijft in paragraaf 2.1.2 als prestatie-eis voor dat een bestaand gebouw moet voldoen aan NEN 8700. De rekenregels in het stappenplan zijn in overeenstemming met NEN 8700 en het daarin vastgelegde veiligheidsniveau voor constructies.

Het vijfde lid bepaalt dat de uitkomsten van dit onderzoek voor 1 april 2021 in een rapport moeten worden vastgelegd. Het achterwege laten van het onderzoek en rapport is een overtreding van het zorgplichtartikel waartegen het bevoegd gezag handhavend kan optreden door het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Op grond van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een toezichthouder tenslotte op ieder moment bevoegd het onderzoeksrapport op te vragen en geldt een medewerkingsplicht om aan deze vraag gehoor te geven. Als uit het onderzoeksrapport volgt dat de breedplaatvloeren niet voldoen aan de rekenregels in het stappenplan zal de eigenaar afhankelijk van de conclusies uit het onderzoek de noodzakelijke maatregelen moeten nemen om aan het op grond van het Bouwbesluit 2012 geldende veiligheidsniveau te voldoen.

Met de voorliggende onderzoeksplicht is beoogd het gemeentelijk toezicht op bestaande gebouwen te ondersteunen. Deze onderzoeksplicht richt zich dan ook tot eigenaren. Het bevoegd gezag kan ook op een andere manier tot het oordeel komen dat de constructieve veiligheid van breedplaatvloeren in een gebouw voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Dit is opgenomen in het zesde lid. Het bevoegd gezag kan op basis hiervan bijvoorbeeld akkoord gaan met andere onderzoeken of rapporten dan in het stappenplan, als zij van oordeel is dat er toch sprake is van een adequate toets op het voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Hierbij kan het bevoegd gezag zo nodig ook zelf onderzoek uitvoeren.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties