Bouwbesluit Online 2012


Bestuurlijke lasten en financiële gevolgen voor de rijksoverheid

Uitvoering van de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn Energieprestatie van Gebouwen kan voor gemeenten extra kosten meebrengen. Door SIRA Consulting zijn de bestuurlijke lasten in beeld gebracht. De eenmalige kosten voor kennisname van regelgeving bedragen € 17.000 en de structurele handhavingskosten € 1,8 miljoen per jaar. De bestuurlijke lasten als gevolg van de voorliggende regeling zijn hier al in meegenomen. De verplichting om keuringen af te melden die na het lastenonderzoek van SIRA Consulting is toegevoegd, heeft naar verwachting geen effect op de bestuurlijke lasten. Door het afmeldregister blijft de verwachte werklast gelijk, maar kan de handhaving gerichter worden ingezet op gebouweigenaren die niet aan de keuringsverplichting hebben voldaan.

p.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 april 2020, nr. 2020-0000179074, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot de veiligheid van breedplaatvloeren

De regeldrukeffecten van de onderzoeksplicht zijn in kaart gebracht in het onderzoek ‘Regeldrukeffecten verplicht onderzoek Breedplaatvloeren’ (Sira, 17 oktober 2019).

Uit dit onderzoek volgt dat er alleen sprake is van eenmalige administratieve lasten voor bedrijven en eenmalige lasten voor de overheid voor zover zij gebouwen in bezit hebben uit categorie CC3 van de NEN 8700. Het gaat om circa 50 tot 300 gebouwen met breedplaatvloeren waarvan 10% overheidsgebouwen zijn. De kosten van het onderzoek bedragen afhankelijk van de grootte van het gebouw in kwestie circa € 2.500 tot € 12.500.

Op basis van bovenstaande zijn de totale kosten:

Voor bedrijven tussen minimaal € 588.240 en maximaal € 3.032.460.

Voor overheden tussen minimaal € 65.360 en maximaal € 336.940.

q.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2020, nr. 2020-0000414055, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw

Regeldruk

In het besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw is in onderdeel 5 van het algemeen deel van de toelichting een uitgebreid overzicht opgenomen van de verwachte regeldruk voor burgers en bedrijven. De regeldruk is berekend door onderzoeksbureau SIRA Consulting (onderzoeksrapport 11 februari 2019 ‘Effectmeting wijziging Bouwbesluit 2012, financiële effecten van bijna energieneutraal bouwen (BENG)’).

In het bovengenoemde onderzoek van SIRA is al rekening gehouden met de gevolgen van de voorliggende wijzigingsregeling. Dit betekent dat er een uitzondering daargelaten geen sprake is van extra financiële gevolgen. Deze uitzondering betreft de regeldruk die voortkomt uit de eisen ter voorkoming van oververhitting.

SIRA heeft in opdracht van BZK de eenmalige en structurele financiële effecten van toepassing van dergelijke dynamische berekeningen voor bedrijven en gemeenten in kaart gebracht. Dit aanvullende onderzoek is het rapport ‘Effectentoets dynamische berekening TOjuli van december 2019’. Uit deze rapportage blijkt dat de initiële eenmalige administratieve lasten voor bedrijven moeten worden ingeschat op in totaal minimaal € 197.500 en maximaal € 745.000. De structurele jaarlijkse administratieve lasten zijn begroot op minimaal € 39.500 en maximaal € 149.000.

Bestuurlijke lasten en financiële gevolgen voor de Rijksoverheid

Uitvoering van de hierboven genoemde wijziging van het Bouwbesluit 2012 kan voor gemeenten extra kosten meebrengen. Door SIRA Consulting zijn in hierboven eerstgenoemde rapportage de bestuurlijke lasten in beeld gebracht. De eenmalige kosten voor kennisname van regelgeving bedragen € 17.000 en de structurele handhavingskosten € 1,8 miljoen per jaar. De bestuurlijke lasten als gevolg van de voorliggende wijzigingsregeling zijn hier al in meegenomen. Uit het aanvullende onderzoek van SIRA blijkt dat de verwachting is dat de effecten voor gemeenten verwaarloosbaar zijn. Dit komt omdat gemeenten alleen behoeven te controleren of aan de TOjuli-eis of GTO-eis is voldaan en of de benodigde berekeningen aanwezig zijn. Bovendien is de verwachting dat er slechts een beperkt aantal dynamische berekeningen zal worden gemaakt.

r.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2020, 2020-0000554748 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, Stcrt. 2020, 50199

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zijn de gevolgen voor burgers, bedrijven, decentrale overheden en de Rijksoverheid in verband met het wettelijk stelsel door Sira Consulting in kaart gebracht. Hierbij heeft Sira Consulting onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele effecten en regeldrukeffecten die deels al bedrijfseigen zijn omdat ze ook worden gemaakt zonder verplichting uit wet- en regelgeving. Naar aanleiding van de motie Koerhuis/Ronnes 1 van 22 mei 2019, waarin de regering is verzocht een MKB-toets uit te voeren om de regeldruk en kosten van het stelsel nader te toetsen, zijn in het kader van het bovenliggende besluit (Stb. 2020, 348) de regeldrukeffecten voor installatiebedrijven nader gespecificeerd naar type en grootte van het bedrijf en deze effecten doorberekend naar gevolgen voor de kosten van installatie en onderhoud voor de burger. Bij deze doorrekening heeft Sira Consulting in afstemming met de sector ook een aantal aannames en uitgangspunten geactualiseerd (onder andere met betrekking tot opleiding en uurtarief van monteurs).

Deze voor de regeldrukeffecten uitgevoerde berekeningen zijn uitgebreid toegelicht in de nota van toelichting bij het besluit (Stb. 2020, 348). Onderhavige ministeriële regeling brengt geen aanvullende regeldrukeffecten met zich mee.

1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 022, nr. 12.

s.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2020, nr. 2020-0000683510, tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 inzake de bepalingsmethode voor het geluidsniveau van buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking, Stcrt. 2020, 62676

Omdat het in deze wijzigingsregeling alleen gaat om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen aanvullend onderzoek gedaan.

t.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000742896 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en twee andere regelingen in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800, Stcrt. 2020, 66972

Er is geen onderzoek naar de effecten op de regeldruk uitgevoerd.

u.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 december 2020, nr. 2020-0000740184, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het aanwijzen van een nieuwe versie van een aantal normen en enkele andere wijzigingen, Stcrt. 2020, 66974

Er is geen onderzoek naar de effecten op de regeldruk uitgevoerd.

v.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 februari 2021, nr. 2021-0000069476 tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met een overgangsregeling voor de vakbekwaamheid van energieadviseurs voor BRL 9500-W en 9500-U, Stcrt. 2021, 7104

De kwaliteitsborging van deze overgangsregeling vindt plaats binnen de kaders van het kwaliteitsbor- gingsysteem en de Beoordelingsrichtlijnen BRL 9500-W en BRL 9500-U. Deze beoordelingsrichtlijnen bevatten onder andere voorschriften voor het uitvoeren van interne dossier audits in paragraaf 6.1 van de BRL’en van 15 april 2020 en bijbehorende wijzigingsbladen van 15 december 2020. De certificaathouder moet twee extra interne controles doen per persoon werkzaam onder de overgangsregeling, om de kwaliteit van de registraties te waarborgen. Geconstateerde afwijkingen dienen te worden aangepast. De extra lasten voor de certificaathouder zijn circa 2 uur per dossiercontrole. Het is heel verschillend hoeveel personen werkzaam zijn voor een certificaathouder en daarmee lastig om een beeld te geven van de totale lasten voor certificaathouders. Voor de totale lasten maakt ook uit hoeveel personen en op welk moment zij gebruik willen maken van de overgangsregeling, tussen het moment van inwerkingtreding van de onderhavige regeling en 1 juli 2021. Tegenover deze last staat echter de baat dat deze persoon middels de overgangsregeling weer aan het werk kan.

w.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 juni 2021, nr. 2021-0000319006 tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met een verlenging van de overgangsregelingen voor de vakbekwaamheid van energieadviseurs voor BRL 9500-W en 9500-U, Stcrt. 2021, 32830

Er is geen onderzoek naar de effecten op de regeldruk uitgevoerd.

x.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

Onderhavige wijziging bevat geen nieuwe eisen of een verzwaring van bestaande eisen ten opzichte van de implementatie van de EPBDIII op 10 maart 2020. De financiële gevolgen van onderhavige regeling voor burgers, bedrijven en overheden zijn dan ook reeds in beeld gebracht via een effecten- onderzoek bij de wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving van 4 maart 2020.2 In het effectenonderzoek is rekening gehouden met de financiële gevolgen, waaronder structurele regeldruk en eenmalige kosten voor aanpassing, die nodig zijn in de markt en bij het bevoegd gezag om te voldoen aan de EPBDIII verplichtingen voor inspectie van airconditioningssystemen.3 In aanvulling op het effectenonderzoek geeft deze paragraaf een korte beschrijving van de uitvoeringspraktijk.

2 Lastenmeting implementatie van de herziene EPBD, p. 33-34.Stb.2020, 84.

3 Dit betekent dat er ook rekening is gehouden met de nieuwe systematiek onder de Omgevingswet.

Burgers en bedrijven

Voor gebouweigenaren betekenen de wijzigingen in deze regeling ten behoeve van de EPBDIII implementatie dat er op het moment van aflopen van de overgangsperiode (10 maart 2022) opgeleide keurders zijn die keuringen kunnen uitvoeren van airconditioningsystemen, gecombineerde verwarmings- en airconditioningssystemen en gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen die voldoen aan de EPBDIII verplichtingen. Vanaf 10 maart 2022 dienen gebouweigenaren een keuring uit te laten voeren waarbij de nieuwe beroeps- en kwalificatie-eisen in acht worden genomen. Een keuringsplicht voor technische installaties7 is er op dit moment al. Onderhavige regeling leidt niet tot een andere frequentie of omvang van deze keuringen. Het biedt wel de mogelijkheid om gebruik te maken van recente onderhoudsregisters bij de keuringswerkzaamheden of om onderhoud- en keuringswerkzaamheden te combineren. Wanneer hiervoor wordt gekozen, kan dit leiden tot een efficiëntere invulling van de keuringsverplichting ten opzichte van de huidige situatie waarbij deze opties niet mogelijk zijn.

Voor keuringsdeskundigen betekenen de wijzigingen in deze regeling ten behoeve van de EPBDIII implementatie dat ze zich moeten diplomeren of bijscholen wanneer ze nog geen geldig diploma hebben of hun diploma afloopt. Onder de oude systematiek moeten gekwalificeerde deskundigen van wie het diploma inmiddels verlopen is een geheel nieuw opleidings- en examentraject afleggen. Via onderhavige regeling wordt er in dit geval alsnog de mogelijkheid geboden een bijscholingsexamen te doen zonder dat daarmee ingeboet wordt op de kwaliteit van opleiding of examens. Wanneer hiervoor wordt gekozen, is het traject voor keuringsdeskundigen minder ingrijpend in vergelijking met de oude systematiek.

Voor exameninstellingen betekenen de wijzigingen in deze regeling ten behoeve van de EPBDIII implementatie dat zij tijdig opleidingen aanpassen en aanbieden, waarbij de nieuwe beroeps- en kwalificatie-eisen in acht worden genomen. Op deze manier wordt voorkomen dat er te weinig keuringsdeskundigen zijn op 10 maart 2022.

Overheden

Op dit moment is de gemeente in de meeste gevallen toezichthouder en controleert en handhaaft de keuringen van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen. Onderhavige regeling leidt niet tot een wijziging hiervan, noch tot een andere frequentie of omvang van (de handhaving van) deze keuringen. Kortom, het effect voor de bestuurlijke lasten van het bevoegd gezag wijzigt niet ten opzichte van de lastenmeting die is gedaan voor de implementatie van de EPBDIII.

y.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2021, nr. 2021-0000663746, tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie, Stcrt. 2021, 49993

In het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658) is in onderdeel 5 van de nota van toelichting een uitgebreid overzicht opgenomen van de verwachte financiële effecten voor burgers en bedrijven. De effecten zijn berekend door onderzoeksbureau SIRA Consulting (onderzoeksrapport van onderzoeksbureau SIRA Consulting, Effectenmeting minimumeis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie).1 De onderhavige regeling brengt geen extra lasten met zich mee ten opzichte van hetgeen al in kaart is gebracht in voornoemd rapport.

z.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 februari 2022, nr. 2022-0000078435, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van de actuele versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, Stcrt. 2022, 6293.

De voorgestelde wijzigingen leiden niet tot extra lastendruk voor burgers of bedrijven bij het verrichten van bouwprojecten. De voorgestelde wijzigingen leiden naar verwachting niet tot lasten voor de overheid.

Ad a) aanpassing rekenregels

Een klein aantal partijen biedt rekensoftware aan voor de berekening van de milieuprestatie van bouwwerken4. Dat doen zij in het algemeen als onderdeel van bredere softwarepakketten en adviesdiensten. Deze partijen hebben tijd moeten investeren in de aanpassing van hun rekensoftware. Dit vraagt beperkte tijdsbesteding per partij. Gezien het kleine aantal partijen dat deze software aanbiedt, is dit maatschappelijk gezien een zeer kleine extra last.

Ad b) berekening van de milieueffecten van hergebruik en verlenging levensduur

Deze wijziging maakt het mogelijk om meer variatie aan te brengen in maatregelen voor de verlaging van de milieudruk. Voor reguliere bouwprojecten heeft dit geen gevolgen voor de lastendruk voor burgers of bedrijven. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de milieuprestatie van maatregelen die werken met forfaitaire levensduur en zonder scenario’s voor hergebruik. Voor een bouwer die met de nu beschikbare gangbare materialen en bouwmethoden aan de milieuprestatie-eis wil voldoen, leidt dit niet tot extra regeldruk; de streefwaarde is ook met nu beschikbare gangbare materialen en bouwmethoden te realiseren.

Ad c) aanpassing achterliggende databestanden

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de lastendruk.

Ad d) actualiseren en verduidelijken van enkele administratieve regels en definities

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de lastendruk.

4 Het gaat om minder dan tien partijen. Een partij moet een licentie verkrijgen van de stichting NMD om berekeningen met de Bepalingsmethode te mogen maken.

aa.Regeling van de de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 april 2022, nr. 2022-0000156915] tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800

Gevolgen

Zoals hiervoor beschreven hebben de inhoudelijke wijzigingen die verwerkt zijn in NTA 8800:2022 geen of een zeer klein effect op de BENG-eisen, TOjuli-eis en de labelklassengrenzen van het stelsel EPG. In een enkel geval kunnen deze wijzigingen resulteren in verschillen in de einduitkomst van een energieprestatieberekening.

In onderstaande vier punten worden de effecten nader uitgewerkt.

Gevolgen voor EP-adviseurs

De EP-adviseurs zullen n.a.v. deze wijzigingen niet of nauwelijks meer tijd kwijt zijn. Het betreft minimale inhoudelijke wijzigingen die weinig tot geen effect hebben op hun werkwijze, zowel wat opname als berekening betreft.

Verder worden de gediplomeerde EP-Adviseurs die bij of voor een op basis van BRL-9500 gecertificeerd bedrijf werken verplicht een jaarlijkse opfriscursus te volgen. Deze cursus wordt niet voorgeschreven in de wetgeving, maar als voorwaarde gesteld door InstallQ, de beheerder van de beoordelingsrichtlijnen BRL 9500-W en -U. De door de wet aangewezen BRL 9500-W en -U geeft InstallQ de mogelijkheid de gediplomeerde EP-adviseur, die werkzaam is bij of voor een gecertificeerd bedrijf, de verplichting op te leggen tot na- en bijscholing.

De EP-adviseurs zullen tijdig hierop worden geattendeerd, zodat zij zich de inhoudelijke wijzigingen eigen kunnen maken voor de inwerkingtreding van de NTA 8800:2022 en de nieuwe wijzigingsbladen bij de BRL 9500-U, BRL 9500-W en BRL 9501. Ter bewaking van het kwaliteitsniveau van de werkzaamheden van de vakbekwame energieadviseur en om relevante wijzigingen in het EPG-stelsel bekend te maken, zal begin 2022 deze niet vrijblijvende opfriscursus voor adviseurs worden georganiseerd. De tijdsinvestering van deze cursus voor de adviseurs wordt geschat op acht uur, waarvan naar schatting de helft toe te rekenen is aan kennisoverdracht over de wijzigingen die voortvloeien uit de onderhavige regeling. De inschatting is dat voor een dagcursus de kosten rond de € 450,– liggen. Het uurtarief van energieadviseurs volgens het SIRA-rapport Lastenmeting wijziging EP-methode en inijking energielabels uit 2019 is € 54,–. Uitgaande van 2000 adviseurs geven de wijzigingen daarmee een eenmalige administratieve last voor energieadviseurs van: 2000 x (0,5*€ 450,– + 4*€ 54,–) = 882.000,–.

De lasteneffecten voor de softwareleveranciers

Er zijn op dit moment 3 softwareleveranciers. De lasteneffecten voor deze leveranciers van het opnieuw moeten attesteren van de softwarepakketten om te blijven voldoen aan de kwaliteitseisen uit de BRL 9501 zijn als volgt:

  • Het testen van de software is standaard onderdeel van software(door)ontwikkeling. Bij ieder wijziging die wordt doorgevoerd/ release die aan de markt wordt opgeleverd, moeten EDR-testen worden uitgevoerd en de resultaten worden doorgegeven aan de certificerende instelling;
  • De nieuwe software releases behelzen niet alleen het doorvoeren van de wijzigingen, maar ook verbeterpunten als gevolg van feedback van gebruikers en reparatie van mogelijke bugs;
  • Nu met het wijzigingsblad, dat ook inhoudelijke wijzigingen bevat, moet men de software wel laten her-attesteren, waarbij de certificerende instelling de software komt toetsen. Voor de kosten wordt onderscheid gemaakt tussen initiële attestering en her-attestering;

Concreet zijn volgens opgave van de certificeerder de eenmalige kosten voor de initiële attestering van de software (toetreding tot de markt) € 2.848 incl. btw, en nu voor de her-attestering € 2.079 incl. btw. Voor alle tussentijdse releases betaalt men niets.

De gevolgen voor gebouweigenaren

Voor sommige gebouweigenaren zullen mogelijk in heel specifieke situaties marginale effecten (enkele procenten) voorkomen in de energieprestatie van het gebouw. Nader toegelicht: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: Ministerie van BZK) heeft met NEN een procedure afgesproken over wanneer een wijziging mocht worden doorgevoerd. Deze procedure houdt in dat allereerst op basis van doorrekeningen -waarmee de wijzigingen worden vergeleken met de oorspronkelijke situatie- de effecten voor de BENG-eisen in kaart zijn gebracht. Vervolgens worden vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) deze rekenresultaten bestudeerd en een advies aan BZK verstrekt. Alleen als de analyse en het advies van RVO uitwees dat de effecten gemiddeld gezien marginaal waren en niet zouden leiden tot herziening van de BENG-eisen, de energielabelgrenzen of TOjuli en geen onoverkomelijke problemen zouden geven bij de rekensoftware werden de aanpassingen op instignatie van het Ministerie van BZK doorgezet. In sommige gevallen werd wel geconstateerd dat bepaalde aanpassingen in heel specifieke situaties meer dan marginale effecten te zien gaven (bv. enkele procenten verandering van een bepaalde energieprestatie-indicator).

De vernieuwde waarderingswijze voor restwarmte in NTA 8800:2022

Op pagina 945 van de NTA 8800:2022 is een aanpassing gemaakt t.a.v. de waardering van de restwarmte.

In de NTA 8800 werd restwarmte oorspronkelijk gewaardeerd met een vaste primaire energiefactor van 0,1 (tabel 5.5) en een opwekkingsrendement ηHD;gen van 100%. Dit wordt door marktpartijen als te restrictief gezien bij bijvoorbeeld ‘restwarmte’ vanuit datacenters of condensorwarmte vanuit andere koelsystemen. Ook kan dat leiden tot onduidelijkheid omdat de NTA 8800 in P.6.5.4.7 aangeeft hoe met een afwijkende waarde van het opwekkingsrendement ηHD;gen moet worden omgegaan. De vaste waarde is in NTA 8800:2022 daarom uit tabel 5.5 gehaald en omgezet naar een forfaitaire waarde. Hier mag van afgeweken worden en in dat geval mogen de daadwerkelijke gegevens gebruikt worden. Ook is er nu een link met de energieprestatie van elektriciteit, terwijl elektriciteit als hulpenergie nodig is om restwarmte beschikbaar te maken. Restwarmte kan door deze wijziging beter gewaardeerd worden.

ab.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 19 april 2022 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, houdende nadere regels inzake kwaliteitsborging voor het bouwen, Stcrt. 2022, 10958

Voor de berekening van de regeldruk voor bedrijven en burgers zijn de artikelen 5.14 tot en met 5.16 van belang, hierna zal op elk artikel afzonderlijk worden ingegaan.5

5 SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021.

Eisen aan opleiding en ervaring voor kwaliteitsborging (art. 5.14 Rb)

Het gaat hier om de eisen voor opleiding en ervaring die nodig zijn om de werkzaamheden uit te mogen voeren en ook om de eisen deze kennis op peil te houden. Het derde lid van dit artikel verplicht kwaliteitsborgers om kennis te nemen van alle wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 en om ten minste elke 2 jaar deel te nemen aan bijscholing op het specifieke deelgebied waarop de betreffende medewerker werkzaam is.De regeldruk als gevolg van de verplichting om kennis te nemen van alle wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 is toe te rekenen aan de wijzigingen in het Bouwbesluit 2012 en niet aan deze regeling. De verplichting om elke twee jaar een opleiding te volgen om de kennis op peil te houden leidt tot een structurele toename van de nalevingskosten voor bedrijven van ongeveer 0,3 miljoen6 per jaar.

6 SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021, p. 6.

Bewaarplicht gegevens en bescheiden (art. 5.15 Rb)

De gegevens en bescheiden over de werkzaamheden van de kwaliteitsborging van een project moeten ten minste zeven jaar na het afgeven van een verklaring van de kwaliteitsborger worden bewaard. Dit betreft in ieder geval de brondocumenten (vergunningsgegevens, technisch ontwerp en nadere uitwerking), de risicobeoordeling en borgingsplan inclusief actualisaties, rapportage bevindingen en follow up en de informatie als bedoeld in de artikelen 1.48 tot en met 1.50 van het Bouwbesluit 2012. Naar verwachting zullen deze administratieve lasten voor bedrijven verwaarloosbaar zijn.7

7 SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021, p. 8.

Informatieverstrekking kwaliteitsborger aan instrumentaanbieder (art. 5.16 Rb)

Het betreft hier de projectinformatie die een kwaliteitsborger moet leveren aan een instrumentaanbieder voor elk getoetst bouwproject. De regeldrukeffecten van deze verplichting beperkt zich tot het toezenden van de informatie naar de instrumentaanbieder en naar verwachting leiden tot een structurele toename van de administratieve lasten van ongeveer € 108.0008.

8 De administratieve lasten voor het op orde hebben van deze informatie zijn al berekend in eerder onderzoeken naar regeldruk van de Wkb. SIRA Consulting. Onderzoek Regeldruk Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen, november 2021, p. 9.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties